198
De Vlissingse burgemeester Johannes Mauritz (1724-1796)
Directeur van het Zeeuws Genootschap jaarlijks een bedrag van tien Zeeuwse
Rijksdaalders fl. 260,-) te voldoen, voor die dagen een kapitaal bedrag. Niet
temin, wel beschouwd had Mauritz ook tot lid benoemd kunnen worden, want
in zijn functie als schepen en later ook als burgemeester had hij zich ontpopt als
een heuse geschiedvorser.36 In tal van hedendaagse Zeeuwse archieven zijn nog
steeds sporen te vinden van zijn grote ijver om historische gegevens uit oudere
documenten boven water te halen en in eigen hand vast te leggen. Het aantal
notities is dusdanig groot dat de vraag gewettigd is of Mauritz wellicht van plan
was om ooit een geschiedenis van Vlissingen te schrijven. Maar net zomin als
er een dichtwerk van zijn hand is te vinden, evenzo is er nergens een spoor van
een dergelijke tekst - of een aanzet daartoe - te vinden. Wel wordt Mauritz door
tal van contemporaine Zeeuwse auteurs bedankt voor het ruimhartig aanleveren
van geschiedkundige gegevens. Dat begint in 1758 met de Vlissingse predikant
Godewardus Vrolikhert die in zijn boek Vlissingsche Kerkhemel Mauritz uitvoe
rig dank zegt voor genealogische informatie uit zeventiende-eeuwse stukken.37
Vergelijkbare dankbetuigingen voor verstrekte hulp of geschiedkundige infor
matie is te vinden in publicaties van de Middelburgse dominee Adrianus 's Gra-
vezande (1769), diens Vlissingse collega Jan Jacob Brahé (1773) en zijn Veerse
evenknie Josua van Iperen (1774 en 1777).38 Ook de rector van de Latijnse School
van Vlissingen, Didericus van Cruisselbergen, betuigt zijn dankbaarheid in zijn
door het Zeeuws Genootschap bekroonde prijsverhandeling over 'Oudheden in
Zeeland' (1770), evenals de latere raadpensionaris Laurens Pieter van de Spiegel
36 Al in 1752 verzamelde Johannes Mauritz genealogische gegevens. Zie: Wapenheraut, 1902, 367;
ibidem, 1916, 367-368.
37 G. Vrolikhert, Vlissingsche kerkhemel, of levensbeschryving van alle de hervormde leeraren, die,
sedert den afval van Spanjen [in] 1572, tot op dezen tyd, in de Nederduitsche kerke van Vlissin
gen gearbeidt hebben. Vlissingen, 1758, 117. Zie ook FA Mauritz, inv. nr. 5079: aantekeningen op
de Vlissingsche kerkhemel door Godewardus Vrolikhert, 1758. (c. 1770).
38 A. 's Gravezande, Twee honderd jarige gedachtenis van het eerste synode der Nederland-
sche kerken onder het kruis. Middelburg, 1769, 92; J.J. Brahe, Vlissings eeuw-vreugde, op den
twee-honderdsten geboortedag harer vryheid. Vlissingen, 1773, 191, 242; J. van Iperen, Histo
rische redenvoering, bij het ontdekken der gedenknaalde; opgericht ter eere van Joannes van
Miggrode. Amsterdam 1774, 62, 172; J. van Iperen, Kerkelyke historie van het psalm-gezang der
Christenen, van de dagen der apostelen af, tot op onzen tegenwoordigen tyd toe. Amsterdam,
1777, 85, 98, 140, 241, 243.