Huib J. Zuidervaart
Genootschap.52 Ploos vond het vervelend dat hij door de afstand tot Zeeland ver
hinderd was om de vergaderingen van het Genootschap bij te wonen, en als ont
werper van de genootschapspenning wilde hij wel zijn betrokkenheid tonen. Ja,
als Directeur voelde hij zich verplicht om 'het myne tot het welzyn der Zeeuwsche
Maatschappy toe te brengen.53 Zijn initiatief werd gesteund door mede-Directeur
Paul Hurgronje, gecommitteerde van Zeeland bij de Admiraliteit te Amsterdam.
Vermoedelijk om dat initiatief meer gewicht te geven was op 25 september 1770
het aantal directeuren te Amsterdam al vergroot van twee tot zeven. Bovenge
noemde Pieter Cramer, een ras-Amsterdammer, was een van de nieuw benoem
den. De anderen waren Jan Jacob Hartsinck (1716-1779), president-hoofdparti
cipant van de West-Indische Compagnie; Willem van der Meulen (1717-1808),
koopman, maar vooral naturaliaverzamelaar; Pieter Clockener (1720-1795), reder
op de walvisvaart en schutter en Jan Cornelis Radermacher (1732-1791), ontvanger
bij de Amsterdamse admiraliteit. Van hen was alleen Radermacher een Zeeuw.
De oprichtingsvergadering van deze Amsterdamse afdeling van het Zeeuws Ge
nootschap vond plaats op 1 december 1770, ten huize van Cramer. Daar werd de
opzet van het departement besproken, werd een reglement samengesteld en een
bestuur gekozen. Daarna werd op 7 januari 1771 de eerste officiële vergadering ge
houden. Echter, daarmee liep men in Amsterdam wel voor de troepen uit, want pas
eind 29 januari 1771 kwam de Amsterdamse aanvraag tot goedkeuring in Vlissin-
gen ter tafel. Na ingewonnen advies van een commissie geleid door president Isaac
Winckelman werd die goedkeuring uiteindelijk op 5 maart 1771 gegeven, maar wel
na de nodige aarzelingen. Voor zo'n onderafdeling bestond immers nog nergens
een precedent. Daarom werd bedongen dat in Zeeland woonachtige Directeuren
desgewenst in Amsterdam mee konden vergaderen. Dit beding doet vermoeden
dat men in Vlissingen de Amsterdammers wel erg voortvarend te werk vond gaan.
In april 1771 ging president Winckelman persoonlijk in Amsterdam poolshoogte
nemen. Hij woonde er een vergadering bij, waarin door alle aanwezigen werd verze
kerd dat men 'alleen ten welzijn van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap
pen' werkzaam zou zijn. Over dit bezoek rapporteerde Winckelman uitgebreid in
de Vlissingse vergadering van 14 juni 1771. Alles leek in orde, en in het tweede deel
van de Verhandelingen werd het Amsterdamse initiatief tot het houden van 'een
driemaandelyksche bijeenkomst' dan ook wereldkundig gemaakt.54
203
52 Ploos van Amstel, Ploos van Amstel en de eerste jaren van het genootschap, 203-206.
53 Ibidem, 200.
54 Verhandelingen 2, 1771, xxxviii.