2o6 De Vlissingse burgemeester Johannes Mauritz (1724-1796) genheid heeft gegeven om 'een begin te maken met het verzamelen van zeldzaam heden der natuur waarin de wijsheid en grootheid van den Schepper op het luis terrijkst worden ten toon gesteld! Over de tweede Amsterdamse schenking zegt hij slechts: 'Dhr. Directeur Van der Meulen heeft daer eenige uitheemse capellen bijgevoegt!61 Niet lang daarna verliep het Amsterdams departement. Of beter gezegd: tegen de zomer van 1772 sneed men in Vlissingen de formele band met de in Amster dam gehouden bijeenkomsten door. Dit kwam vooral doordat men in Amsterdam weigerde om de in september 1771 nieuw benoemde Amsterdamse Directeur Pie ter van Damme (1727-1806) toe te laten tot de daar gehouden vergaderingen. Van Damme, een bekend boekhandelaar en numismaat, betoonde zich daarover zeer gepikeerd. Hij beklaagde zich bij Tjeenk in een brief die in het genootschapsar chief ontbreekt. Een bemiddelend bezoek van Tjeenk aan Amsterdam in april 1772 bracht hierin geen soelaas. In mei moest Van Damme nog steeds constateren dat tot zijn 'verwonderinge' hem nog nimmer was uitgelegd waarom hij niet mocht deelnemen aan de drie-maandelijkse bijeenkomsten van de 'alhier woonende Heeren Directeuren.62 Tjeenk zat daar duidelijk mee in zijn maag. In de vergade ring van het Genootschap van 30 juni 1772 bagatelliseerde hij daarom het belang van de Amsterdamse bijeenkomsten. Met voorbijgaan aan de nog maar een jaar tevoren aangenomen reglementen schetste hij de Amsterdamse afdeling nu als 'eene vrijwillige bijeenkomste' van een aantal heren, 'opgerecht zonder daer in eenigsints afhankelijk te zijn van dit Genootschap.63 De bijeenkomsten moesten daarom - aldus Tjeenk - voortaan beschouwd worden als een 'domestique zaak, waar men in Vlissingen dus niets meer in formele zin mee van doen had. Een kort bericht uit oktober 1772 is dan ook het laatste dat in Vlissingen van deze verga deringen van Amsterdamse Directeuren is vernomen.64 Althans, in formele zin. 61 Rede Winckelman, 25 september 1771, opgenomen in het notulenboek, archief KZGW, inv. nr. 3, fol. 277. 62 ZA, Archief KZGW, inv.nr. 60: Van Damme aan Tjeenk, 12 mei 1772. 63 ZA, Archief KZGW, inv.nr. 4, fol. 37: notulen, 30 juni 1772. 64 In oktober 1772 verzocht de geschoffeerde Pieter van Damme aan secretaris Justus Tjeenk of deze ervoor wilde zorgen dat er geen nieuwe Directeuren in Amsterdam aangesteld zouden worden. Want als deze wél toegelaten zouden worden tot 'de cabale alhier, ofte 3-maandelijk- sche vergadering genaamt', dan zou dat voor zijn 'Persoon en Caracter' enorm onaangenaam zijn. Zie: ZA, Archief KZGW, inv.nr. 60: Van Damme aan Tjeenk, 22 oktober 1772. Aan dit verzoek werd overigens geen gehoor gegeven, want op 29 oktober 1772 werd de Amsterdamse advocaat Henricus Calkoen (1742-1818) toch tot Directeur van het Genootschap benoemd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 208