Huib J. Zuidervaart met natuurhistorische interesse, te weten Johann Christian Cuno, Johannes Eu- sebius Voet en Pieter Boddaert, maar in hun inscripties in Mauritz' album maken daarvan totaal geen gewag.72 Men zou zich zelfs kunnen afvragen of de in 1771 geschonken collectie überhaupt wel van Mauritz afkomstig was. Wanneer mijn veronderstelling juist is dat die schenking georkestreerd is om de prioriteit van de stichting van een naturaliënkabinet voor Vlissingen te behouden, dan kan de collectie hem ook door derden ter hand zijn gesteld.73 Het staat in elk geval vast dat de eerstvolgende schenker van naturalia, na Mauritz en Van der Meulen, pre sident Winckelman zelf was.74 De jaren na 1771 Het Zeeuws Genootschap heeft hierna weinig meer van Mauritz vernomen. Wel licht kreeg hij het daarvoor ook te druk na zijn benoeming in mei 1772 tot burge meester van Vlissingen en zijn daaropvolgende toetreden, een maand later, tot de Staten-Generaal in Den Haag.75 In 1773 vertegenwoordigde hij Vlissingen ook bij de doop van de jonge erfprins (de latere koning Willem I).76 Tijdens deze Haagse verplichtingen komt opnieuw de geschiedvorser in Mau- ritz boven. In een van zijn notities noteert hij althans zijn opwinding toen hij daar 209 72 Johann Christian Cuno (1708-1783) kweekte op zijn buitenverblijf Namaals beter te Haarlem diverse zeldzame gewassen. Linnaeus heeft de plantensoort 'Cunonia' naar hem vernoemd. Johannes Eusebius Voet (1706-1778) was sinds 1726 lid van het Dordtse gezelschap van Lief hebberen van Neptunus Kabinet. Hij genoot ook bekendheid als entomoloog. Pieter Boddaert (1733-1795), lector aan de Utrechtse Academie, bezat ook een groot kabinet met naturalia. Zie: J. Kuijlen, C.S. Oldenburger-Ebbers D.O. Wijnands, Paradisus Batavus. Bibliografie van plantencatalogi van onderwijstuinen, particuliere tuinen en kwekerscollecties in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden (1550-1839). Wageningen, 1983, 34 en P. Smit, Hendrik Engels alpha betical list of Dutch zoological cabinets and menageries. Amsterdam, 1986, nrs. 161 (P. Boddae rt) en 1621 (J.E. Voet). 73 Mauritz' zwager Anthony Pieter van Dishoeck (1709-1767) bezat een grote collectie schelpen, mineralen en andere naturalia. Zie: [F.A. Meuschen], Catalogus van een uitmuntend kabinet met bij uitstek zeer ongemeene schoone hoorens en doublet-schelpen met groote vlyt en kos ten bij een verzaamelt en naagelaaten by Anthony Pieter van Dishoek. Amsterdam, 1767. Van Dishoeck overleed echter voordat het Zeeuws Genootschap was opgericht, maar mogelijk was er nog het een en ander bij de familie achtergebleven. Zo schonk Mauritz' schoonmoeder Elizabeth D'Ailly (de weduwe van Jacob Clijver), in maart 1775 ook enige naturalia aan het Genootschap, te weten een 'extra schoon geteekend vel van eene zeer groote slang in de West Indien dood geslagen' en 'de kaakbeenen van eene haaij'. Zie Arch. KZGW, inv. nr. 4, fol. 266: notulen 28 maart 1775. Vgl. Zeeuws Museum, NHG23534 t/m NHG23538. 74 Schenking 23 februari 1773. Deze donatie bestond uit een 17-tal mineralen. 75 Haarlemse Courant, 11 juni 1773. 76 Huishoudelyke Hollandsche Jufferlyke Almanach, 1773, 26.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 211