van de twintigste eeuw vorm gaf aan een regionale wetenschappelijke cultuur die
nauw samenhing met internationale ontwikkelingen. De Genootschapslevens van
Jan Cornelis de Man en zijn zoon en dochters (Van Santen) of het werk van Cor-
nelis de Waard over de telescoop (Van Berkel) laten zien dat zeker tot in het mid
den van de twintigste eeuw het Genootschap verbonden bleef met internationa
le correspondentie- en publicatienetwerken. Daarmee werd een kosmopolitisch
patroon voortgezet dat het Genootschapsleven vanaf het begin kenmerkte, zoals
blijkt uit de activiteiten van de achttiende-eeuwse natuuronderzoekers die met
het Genootschap waren verbonden en tegelijk connecties hadden in kringen van
bijvoorbeeld de Royal Society en de Leopoldina, de Duitse wetenschapsacademie.
Zeker tot aan de Tweede Wereldoorlog zijn in het Genootschap invloeden ac
tief uit het Franse, Engelse en Duitse taalgebied (Van Druenen, Peene, De Mooij,
Trijp, Dietz, Schipper, Kuipers). De kosmopolitische trek in de Genootschaps
wereld werd tot het midden van de twintigste eeuw natuurlijk versterkt door de
handel, oorlogvoering en kolonisatie vanuit de Republiek en het Koninkrijk in
de Atlantische en Indische Oceanen. Via deze wereldwijde netwerken accumu
leerden Genootschapsleden en, dankzij schenkingen, het Genootschap zelf grote,
niet-systematisch opgezette verzamelingen van exotische naturalia en artefac
ten.12
Na de hervormingen van het midden van de negentiende eeuw vormden de
exotica aanleiding tot een classificatieprobleem dat in de twintigste eeuw tot
forse ontzameling zou leiden (Zuidervaart, Lesuis, Maas, Van Santen). Met een
groeiende nadruk op de eigen Zeeuwse geschiedenis en de Zeeuwse natuurlij
ke omgeving drong zich de vraag op naar het Zeeuwse karakter van de exoti
ca. Deze problematiek werd in de jaren tachtig van de twintigste eeuw opgelost
door de exotica te definiëren als erfgoed dat met het Zeeuwse imperium en het
Zeeuwse wetenschappelijke leven verbonden was, een benadering die in allerlei
beleidsplannen werd vastgelegd. In het algemeen drongen de groeiende verzame
lingen het Genootschap zich steeds meer rond museale activiteiten te organise
ren, met als hoogtepunt de uitbouw van het Genootschapsmuseum aan de Wa-
genaarstraat. Dit pand was in 1888 dankzij een schenking door het echtpaar De
Arjan van Dixhoorn, Henk Nellen en Francien Petiet
19
12 Katie Heyning, Van wijs en waan. 250 jaar verzamelen: Zeeuws Genootschap 1769-2019. Zwolle,
2019, vooral 150-175. Zie voor de verzamelingen ook https://kzgwonline.nl/. Zie voor die
kosmopolitische context van het Genootschap van de achttiende tot vroege twintigste eeuw
ook de bijdragen in: A. van Dixhoorn, G. Hoek, K. van der Blij en D. van Gelder (red.), History
of Zeeland in the World. Exploring the World from Zeeland. Middelburg, 2019.