de positionering van het Genootschap in dat ecosysteem (zowel in lokale als regi onale, nationale als internationale sferen) inzichten in epistemische hiërarchieën in de moderne wereld kan helpen verdiepen. Het Genootschap biedt een uitste kende casus om na te gaan hoe een oude liefhebberscultuur relevant probeerde te blijven terwijl de wetenschappen professionaliseerden en een bureaucratische experten-cultuur in steeds meer poriën van de samenleving doordrong (Maas, Schipper, Nellen, Van den Broeke). Een interessante rol vervulden in dat opzicht de Genootschapsleden die als professional of als liefhebber-expert status hadden opgebouwd in een bepaald vakgebied en die vervolgens op lokaal en regionaal niveau als mentor en correspondent optraden voor niet-genootschappelijke on derzoekers in het veld (vaak onderwijzers) of andere geïnteresseerde burgers met praktische kennis (Van Trijp, Schipper, Le Clercq, Beekman). De beschavingsidealen van het Genootschap werden gepraktiseerd via de organisatie van een op (praktische) kunsten en (hogere) wetenschappen gerich te kenniscultuur. Sinds de stichting in de achttiende eeuw was het Zeeuws Ge nootschap een algemeen genootschap, dat de ambitie had alle kennisvelden te bestrijken en dat vanuit een liefhebbers-ethos functioneerde. Ofschoon profes sionalisering in de wereld van wetenschap en techniek de terreinen waarop het Genootschap werkzaam was deed inkrimpen, hebben leden tot in de late twin tigste eeuw geprobeerd de oude encyclopedische breedte te doen herleven of in stand te houden. Reorganisaties zoals in de jaren i860 met de vorming van een natuurwetenschappelijke en een geschiedwetenschappelijke afdeling (Nellen), of de oprichting vanaf de jaren i960 van een hele reeks werkgroepen voor verschil lende wetenschappen getuigen van de ernst van dat streven. Activiteiten van le den laten zien dat zeker tot het midden van de twintigste eeuw op verschillende terreinen een integratie met bredere wetenschappelijke netwerken bleef bestaan. Op het gebied van de geesteswetenschappen, vooral de geschiedenis, numisma tiek, archeologie en volkskunde (klederdracht), bleef die integratie vermoedelijk langer en op hoger niveau doorwerken dan in de natuurwetenschappen (Nellen, Schipper, Van Santen, Beekman). De productie van kennis in de geestesweten schappen werd immers minder beïnvloed door de opkomst van onderzoekslabo ratoria, verfijnde onderzoektechnologie en specialistische theorievorming dan in de natuurwetenschappen. Kennis daaruit werd zeker opgenomen in de genoot schappelijke sfeer, via onderzoek van objecten uit de natuurverzamelingen en via lezingenreeksen, maar productieve bijdragen die vanuit genootschappelijke kring nationale of internationale circuits bereikten kwamen na de vroege twintigste Arjan van Dixhoorn, Henk Nellen en Francien Petiet 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 23