eeuw (met De Mans craniologisch onderzoek) niet meer voor. Ook de integratie van historische en natuurwetenschappelijke methoden, bedoeld om de samenle ving op basis van rationeel-wetenschappelijke principes te hervormen, zoals de generatie van de Zeeuwse hygiënisten deed (Maas, Schipper), werd na 1900 en zeker na 1950 steeds minder relevant. Interessant is dat ook de productieve relatie tussen toerisme en onderzoek naar genootschappelijke verzamelingen na 1950 wegviel.14 Daarmee verloor het Genootschap twee drijfveren voor kennisproduc tie (wetenschappelijke rationalisering van de samenleving en onderzoek gericht op het versterken van cultuurtoerisme) en concentreerde het zich steeds meer op kennis-disseminatie, via publicaties en lezingen. Niet langer fungeerde het als een productiegemeenschap van nieuwe experten-kennis. Dat soort van interdis ciplinaire kennis, gericht op de praktijk en dan vooral met betrekking tot Zeeland, werd ook steeds meer door ambtenaren-experts en professionele kenniscentra geproduceerd. Encyclopedische genootschappen als het Zeeuws Genootschap speelden van af het begin een rol in de receptie, lokale verwerking en disseminatie van we tenschappelijke kennis. Ze vervulden een rol in een ecosysteem van instituties (onderwijsinstellingen, musea, kranten en tijdschriften) die zich tot doel stelden kennis in de samenleving te verbreiden. Zoals Jacob en Sturkenboom hebben be toogd voor het Natuurkundig Genootschap der Dames en Dietz in deze bundel aantoont voor de interesse in natuurwetenschappelijke jeugdliteratuur in kringen van het Genootschap, speelden genootschappen een belangrijke rol in het be vorderen van een burgerlijke cultuur die gericht was op de moderne wetenschap met zijn nadruk op waarneming, observatie en proeven met of zonder optische instrumenten. Hoewel de invloed van de fysico-theologie (het streven God door onderzoek van de natuur beter te leren kennen en vereren) traditioneel veel aan dacht kreeg, blijkt uit verschillende bijdragen in deze bundel (Peene, Van Drue- nen, Dietz, Van Trijp, De Mooij, Uil) dat ook in de eeuw vóór de hervormingen van de jaren i860 het praktisch nut van kennis en haar potentieel om praktijken te verbeteren een belangrijke, veeleer seculiere drijfveer was voor nader onderzoek. Bovendien was het karakter van de God die in de fysico-theologie werd gezocht 22 INLEIDING 14 Na de vernietigingen van WOII kreeg het toerisme in Zeeland een heel ander karakter. Het toerisme dat blijkens de toeristengidsen, afgezien van Domburg, vooral was gericht op bezoek aan de Zeeuwse steden en vooral Middelburg, begon zich steeds meer op kamperen en strand leven te richten. Voor de oorlog speelden veel Genootschapsleden een belangrijke rol in het ontwikkelen van een op cultuur gerichte toeristische infrastructuur.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 24