als in het doen bewerken daarvan, hetzij door Slaven, hetzij door vrije handen;
waarbij ook moet vermeld worden dat geen, wat als instelling, of als plaatselijke
benaming, den stempel van Zeeuwsche herkomst draagt.'120 In 1842 interesseerde
het Zeeuws Genootschap zich dus nog steeds enkel voor de geschiedenis van de
kolonisten in plaats van ook voor die van de indianen die in Nederlands-Guyana
leefden. Overigens werd de gewenste verhandeling nooit geschreven. In 1845 en
1848 herhaalde het Zeeuws Genootschap tevergeefs zijn oproep, in het jaarpro
gramma van 1851 kwam deze niet meer voor.121
De hierboven beschreven desinteresse van het Zeeuws Genootschap in de
oorspronkelijke bewoners van Zuid-Amerika wordt extra interessant wanneer die
in verband wordt gebracht met de bij G2348, G2350 en G2351A en B aangetrof
fen reconstructiefouten. Nu kan natuurlijk nooit worden vastgesteld of het ene
voortkwam uit het andere, maar het is in elk geval een interessante hypothese.
Namelijk dat de desinteresse en de gebrekkige kennis van het Zeeuws Genoot
schap aangaande de Guyaanse indianenstammen heeft geleid tot de foutieve re
constructies van de van deze stammen afkomstige verentooien.
Eén uitspraak van Hartsinck is met dit herkomstonderzoek sowieso wel gelo
genstraft. Volgens hem waren Guyaanse verentooien slechts 'een soort van Mut
sen of Paruiken van veel verwige Pluimen, waar mede zy [de Guyaanse indianen]
hun Hoofd bedekken.'122 Deze uitspraak doet de complexiteit en inventiviteit van
de achttiende-eeuwse Guyaanse verentooien van het Zeeuws Genootschap zeer
tekort. De gevonden reconstructiefouten duiden erop dat de complexiteit van de
Guyaanse hoofdtooien de knappe koppen van het Zeeuws Genootschap de pet te
boven ging.
240
De Zeeuwse zucht naar Guyaanse verentooien
120 Ibidem.
121 Ibidem.
122 Hartsinck, Beschryving van Guiana, 10.