de geschiedenis van Hulst en van de heiligen goed. Om de satire te begrijpen
moest ook de lezer de nodige kennis bezitten van de aangedragen feiten. Het be
oogde publiek was vrijwel zeker de elite van Hulst in kleine dan wel grotere kring,
katholiek dan wel protestant.
Hierboven is al betoogd dat dit hekelspel waarschijnlijk nooit is opgevoerd.
Naast het Prinsenhuis als onmogelijke toneellocatie is er het ziekbed en overlij
den van Johannes Paris in 1776. Ook Jacobus Cremer kreeg te maken met groot
leed: zijn vrouw Johanna Jacoba Greeve overleed op 12 april 1776, waardoor hij
met vier kinderen achterbleef. Het zou onkies zijn om een dergelijk toneelstuk bij
die omstandigheden te laten opvoeren.
Als laatste rest nog de vraag hoe deze tekst bij de familie Van den Brande te
recht is gekomen. We zagen reeds dat de zonen van Paris waren getrouwd met
twee zussen uit de familie Versluys. Een van de broers van die zussen, Marinus
Emanuel Cornelis Versluys (lid Zeeuws Genootschap van 1801-1825.37), trouwde in
1794 met Maria Petronella van den Brande.38 Zij was de achterkleindochter van Jan
Pieter van de Brande uit de Illustre Ambassade van Jan Pr. vanden Brande, Heere
van Cleverskerke, de eerste tekst uit de bundel. Via dit echtpaar kan het toneelspel
voor of na hun huwelijk in de familie terecht zijn gekomen. Zij of haar vader heeft
de verzamelband laten inbinden. In het geval van haar vader is de verzamelband
trouwens ook bij haar terechtgekomen, want zij erfde zijn bibliotheek.39
Besluit
Hoe nu verder? Het hekelspel moet uitvoeriger geanalyseerd worden: er moet
aandacht zijn voor alle satirische elementen, taalkundige aspecten, vermelde his
torische feiten, toneelfiguren en het handschrift. Het spel moet zeker worden be
studeerd in samenhang met de overige teksten uit de bundel Schimpdigten. Na
dere beschouwing zal laten zien dat we met een scherpzinnige en geraffineerde
tekst te maken hebben.
Er moet gezocht worden naar meer bronnen over Heeser die in de persoon
van Jeremias enorm wordt verguisd in het toneelstuk. In verband met het au
teurschap geldt hetzelfde voor de elite van Hulst, waarbij de bovenlaag van de
katholieke gemeenschap niet mag ontbreken. En wat we bij dit alles niet uit het
oog moeten verliezen: we hebben in het toneelspel te maken met fictie.
Jan van Loo
283
37 ZA, KZGW, inv.nr. 119, Alfabetische naamlijst der directeuren, 14.
38 ZA, Van Reigersberg, inv.nr. 23.
39 ZA, Van Reigersberg, inv.nr. 36. Executie van het testament op 3 april 1793.