Jack de Mooij
Reformatie in Zeeland (1766), een boek dat waarschijnlijk merendeels door zijn
vader Willem te Water was geschreven, en zijn meerdelige Historie van het Ver
bond en de smeekschriften der Nederlandsche Edelen. In 1785 werd hij benoemd
tot hoogleraar Godgeleerheid en Kerkgeschiedenis aan de Leidse universiteit. Na
zijn emeritaat in 1815 bleef hij in Leiden wonen, waar hij in 1822 overleed.
Te Waters betekenis voor het Zeeuw Genootschap
Te Water had de geboorte van het Zeeuws Genootschap van dichtbij meege
maakt, want hij werd in 1766 lid van de voorloper van het Genootschap, de Franse
leessociëteit te Vlissingen.5 In de maandelijkse vergaderingen van de leessociëteit
werd een breed scala van Franse periodieken gelezen, evenals publicaties op het
gebied van geschiedenis en geneeskunde. Verder konden de leden op de bijeen
komsten van de leessociëteit voordrachten houden of verhandelingen indienen.
Te Water sprak bijvoorbeeld in 1767 over de scheldnaam 'vreemdelingen' die de
remonstranten aan hun tegenstanders gaven. Een jaar later las hij een verhan
deling van zijn overleden vader Willem te Water voor, over de vraag waarom de
Zeeuwse adel in 1566 het smeekschrift niet ondertekende.6 Dit kwam omdat op
dat moment de Zeeuwse adel (nog) trouw aan de rooms-katholieke kerk was en
omdat de adel niet tegen de eerste edele van Zeeland7 in durfde te gaan. Op het
moment van opstellen en aanbieden van het smeekschrift waren dit achtereen
volgens Philibert van Serooskerke en Adolf van Borsele, zij hadden hun ambt van
de koning verkregen en konden het niet dulden dat er tweespalt onder de Zeeuw
se adel zou ontstaan.8
In 1769 ging de leessociëteit op in het nieuw opgerichte Zeeuw Genootschap.
Binnen het Zeeuws Genootschap had Te Water verschillende verantwoordelijk-
287
5 Index op de notulen over 1769-1811, Zeeuws Archief (hierna: ZA), Archief van het Konink
lijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1769-1969 (hierna: Archief ZG), inv. nr. 55,
f. 11. Zie voor de geschiedenis van het Zeeuws Genootschap: W.W. Mijnhardt, Tot Heil van
't Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815. Amsterdam, 1987 (diss.
Utrecht), 124-223.
6 Notulen der vergaderingen van directeuren 1769-1772, ZA, Archief ZG, inv. nr. 3, f. 7 en 10.
7 Tot aan 1795 was de 'representant van de eerste edele van Zeeland' (vaak kortweg 'eerste edele'
genoemd) de vertegenwoordiger in de Staten van Zeeland van de belangrijkste edele van Zee
land, dat wil zeggen van Willem van Oranje en diens opvolgers, die de titel markies van Veere
en Vlissingen voerden.
8 J.W. te Water, Historie van het Verbond en de smeekschriften der Nederlandsche edelen, ter
verkrijginge van vrijheid in den godsdienst en burgerstaat in de jaaren 1565-1567. Uit veele oor-
spronglijke gedenkstukken saamgesteld I. Middelburg, 1776, 203-218.