Jack de Mooij
betrachten wanneer hij zijn bevindingen opschreef. Hij mocht nooit de waarheid
verbergen en de lezers op deze wijze zand in de ogen strooien. Zonder waar
heid bracht hij geen licht voort, maar slechts schaduw. Bevooroordeeld zijn was
misschien wel het grootste struikelblok. Altijd behoorde de historicus de goede
eigenschappen van de vijanden te vermelden en de fouten van de medestanders
ruiterlijk te erkennen. Velen strandden echter op de klip van de partijdigheid.
Het was beter dat de historicus zich bescheiden opstelde dan dat hij door zijn
geschriften moeilijkheden veroorzaakte. In een latere lezing werkte Te Water de
voorzichtigheid nog eens nader uit, dan toegespitst op correct verwijzen naar
gebruikte bronnen.
In 1779 was het precies 200 jaar geleden dat de Unie van Utrecht werd geslo
ten. Dit gaf aanleiding tot diverse feestelijkheden en historische publicaties. De
Utrechtse hoogleraar in de rechten Pieter Bondam (1727-1800) hield een lovende
herdenkingsrede in Utrecht en Laurens Pieter van de Spiegel, burgemeester van
Goes en van 1787 tot 1795 de laatste raadspensionaris van Holland, publiceerde een
werk over de Ontwerpen van de Unie van Utrecht en een tweedelige Bundel van
onuitgegeven stukken.21 Te Water markeerde het jubileum van de Unie door een
lezing op een vergadering van het Zeeuws Genootschap, op 23 januari 1779, precies
200 jaar na het sluiten van de Unie.22 De diverse auteurs waren van elkaars werk op
de hoogte: Van de Spiegel en Bondam correspondeerden bijvoorbeeld met elkaar
en hielpen elkaar waar mogelijk. Te Water was vol lof over de plannen van Van de
Spiegel. Toen Te Water in de archieven van de Staten van Zeeland een viertal ban
den over de Unie van Utrecht vond, leende hij deze aan Van de Spiegel uit.23
Bij deze gelegenheid was de toon die de sprekers en schrijvers aansloegen en
de interpretatie die ze gaven ingegeven door de eigen politieke en theologische
visie. De gereformeerden zagen de Unie als een groot goed. Zij brachten naar
voren dat door de Unie de gereformeerde godsdienst verder verbreid had kunnen
291
21 G.J. Schutte, Van grondslag tot breidel der vrijheid. Opvattingen over de Unie van Utrecht in het
laatste kwart van de achttiende eeuw. In: S. Groenveld en H.L.Ph. Leeuwenberg (red.), De Unie
van Utrecht. Wording en werking van een verbond en een verbondsacte. Den Haag, 1979, 199-225,
aldaar 199-202.
22 Verhandelingen uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen
dl. 8, 1782, xciii-cxxxi, aldaar xcv; Index op de notulen over 1769-1811, ZA, Archief ZG, inv. nr.
55, f. 144.
23 Te Water aan L.P. van de Spiegel, 5 okt. 1777, Nationaal Archief, Archief Van de Spiegel, inv. nr.
627, brieven omtrent de Unie van Utrecht; M.A.D. Delen e.a., Een speurder bespied. De staats
man Laurens Pieter van de Spiegel als historicus temidden van tijdgenoten. In: Documentatie
blad Werkgroep Achttiende Eeuw, nrs. 47-48 (1980), 3-35, aldaar 11; Te Water, Levens-berigt, 174.