292 Jona Willem te Water - lid van het Zeeuws Genootschap van het eerste uur worden. Artikel 13 van de Unie stelde dat de provincies Holland en Zeeland op godsdienstig gebied mochten handelen naar eigen goeddunken, zolang zij maar niemand in zijn gewetensvrijheid hinderden. Met andere woorden: zij waren ge rechtigd de Gereformeerde Kerk te bevoordelen boven de andere kerken. De Unie had verder in de ogen van de orthodoxe gereformeerden de nationale eenheid bevorderd. Zij voerden Willem van Oranje op als degene zonder wie de Unie niet mogelijk was geweest, zijn broer Jan van Nassau was niet meer dan zijn helper.24 Anderen waren minder uitgesproken positief, zoals bijvoorbeeld Pieter Pau- lus (1753-1796).25 Toen deze Zeeuw in 1772 in Utrecht ging studeren, kondigde Te Water hem bij Tydeman aan als een veelbelovend student. Paulus en Tydeman zouden goed bevriend raken en Paulus bleek inderdaad talentvol te zijn. Nog voor zijn promotie begon hij al vanaf 1775 met het uitgeven van een commentaar op de Unie van Utrecht. Te Water vond dit te vroeg. Hij merkte tegenover Tydeman op dat de studie rijper zou zijn geworden als Paulus er langer aan had gewerkt. Dit was waarschijnlijk mede ingegeven doordat Te Water Paulus' visie niet deelde. Paulus kenschetste de Unie als de allerbeste grondwet voor haar eigen tijd, maar achtte haar niet meer afdoende voor de achttiende eeuw. In de jaren tachtig van de achttiende eeuw zou deze visie steeds verder worden uitgewerkt door de pa triotten, die in het staatsbestel meer ruimte voor de volkssoevereiniteit wensten. Zij gingen gaandeweg in plaats van het federalisme van de Unie steeds meer de eenheidsstaat voorstaan. Door de Bataafse Revolutie zou er dan ook een definitief einde komen aan de Unie.26 Hoe beoordeelde Te Water de Unie van Utrecht? Op politiek vlak had hij louter lof voor de Unie. Volgens hem was de Unie het enig fundament van de regering, de eeuwige band van eenheid en de volmaaktste akte. De Unie was een 'mees terstuk van menselyke wysheid en doorzichtige staatkunde' en had louter zege ningen gebracht. Werd ze verbroken, 'ons Gemeenebest loopt gevaar, en dreigt nedertestorten in een onherstelbaar bederf.27 Behalve aan de voorzienigheid van 24 C. Huisman, Neerlands Israël. Het natiebesef der traditioneel-gereformeerden in de achttiende eeuw. Dordrecht, 1983, 75, 77-78. 25 E.J. Vles, Pieter Paulus (1753-1796). Patriot en staatsman. Amsterdam, 2004, 25-34; E. van der Wall, Geen natie van atheïsten. Pieter Paulus (1753-1796) over godsdienst en mensenrechten. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1995-1996. Leiden, 1997, 45-62, aldaar, 52-53; Te Water aan M. Tydeman, 1772, UBUVA, Ec 98 g; Te Water aan M. Tydeman, 27 april 1775, UBL, LTK 997. 26 Schutte, Van grondslag tot breidel der vrijheid, 204-216. 27 Verhandelingen uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap dl. 8, 1782, xcvi, cxvi-cxvii.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 294