Jack de Mooij
God was de Unie te danken aan Jan van Nassau, die zeer veel voorbereidend werk
had verricht. Diens broer Willem van Oranje vergat Te Water evenmin. Hij was
weliswaar niet bij de ondertekening van de Unie aanwezig geweest, zijn geest had
echter de ondertekenaars bezield en was in hun vergadering op een onzichtbare
wijze tegenwoordig geweest. Dat hij niet persoonlijk erbij was, kwam door 'zyne
gewoone doorzichtigheid, onbeschryfelyke wysheid en staatkundig inzicht.28 Te
Water liet zo merken dat hij orangistisch was en een voorstander van het vast
houden aan de Unie.
Op godsdienstig vlak was hij even positief. Te Water zag het tweede eeuwfeest
als een feestdag voor liefhebbers van de zuivere godsdienst en de ware vrijheid.
'Het gewetensonderzoek [de inquisitie], dat afschuwelijk monster, in de helle ge
boren en in Spanje opgevoed' was door de Unie voorgoed verjaagd en de vrije oe
fening van de ware godsdienst mogelijk geworden. Te Water spoorde zijn gehoor
dan ook aan om met de ondertekenaars van de Unie van Utrecht uit te roepen:
'De HEERE, Neêrlands GOD, zy groot gemaakt. Behalve op de intrede van de
gereformeerde godsdienst wees Te Water ook op de vrijheid voor de niet-gere-
formeerden. 'Het stuk van den Godsdienst, die zuil van den Staat, weinige dagen
later nader verklaard en zoo bepaald, dat de hervormden in dezen veilig waren, de
Roomschgezinden niet te vrezen hadden.'29
Antieke penningen en de godin Burorina
In de Verhandelingen van het Zeeuws Genootschap kreeg Te Water verder een
aantal kleinere geschiedkundige studies gepubliceerd. Deze publicaties zijn alle te
vatten onder de noemer 'antiquarische interesse'. Zij handelen over onderwerpen
uit de Oudheid. Zij waren niet gestoeld op systematisch onderzoek, maar vonden
hun uitgangspunt in één voorwerp of vondst, welke werd beschreven en nader
geduid. Te Water liet het daar echter niet bij, hij plaatste het voorwerp dat hij
behandelde in een breder historisch kader en ging in discussie met secundaire li
teratuur. Zijn uiteindelijke doel was meer dan het beschrijven van een rariteit. Hij
wilde nieuwe gegevens aandragen over de periode waaruit het voorwerp afkom
stig was. Hiermee stond hij in de achttiende-eeuwse stroming die het onderscheid
tussen antiquarisch onderzoek en historiografie wilde opheffen. Voorwerpen en
inscripties behoorden voortaan eveneens als bron voor geschiedschrijving ge-
293
28 Ibidem, cv-cix, cxxix.
29 Ibidem, xciv, cxx-cxxii.