Jona Willem te Water - lid van het Zeeuws Genootschap van het eerste uur
bruikt te worden en niet, zoals tot dan gebruikelijk was, bij voorkeur de geschre
ven bronnen.30 Onderzoek doen werd dus onontbeerlijk, terwijl de humanistische
geschiedschrijvers naar hun mening in principe geen onderzoek hoefden te doen
om een goed werk te kunnen leveren.31
Twee van deze genootschapsverhandelingen betraden het terrein van de nu
mismatiek. Penningen en munten, zo betoogde Te Water, waren namelijk zeer
nuttig voor de historiografie, aardrijkskunde en tijdrekening.32 Naast geschreven
bronnen moest de geschiedschrijver volgens hem gebruik maken van numis
matische bronnen. Te Water was zelf een verwoed verzamelaar en liet na zijn
dood een grote collectie munten en penningen na.33 In zijn eerste numismatische
verhandeling beschreef hij een bijzondere penning van de viervorst Ptolemaeus
uit de eerste eeuw voor Christus, het derde bekende exemplaar van een penning
van deze vorst. De penning bevond zich in de verzameling van de Amsterdamse
boekhandelaar en numismaticus Petrus Bernardus van Damme (1727-1806). Te
Water correspondeerde met deze directeur van het Zeeuws Genootschap niet
alleen over genootschapszaken, maar ook over hun gedeelde belangstelling voor
penningen en munten.34 In zijn verhandeling over de penning die Van Damme in
bezit had, beschreef Te Water aan de hand van citaten uit met name de Bijbel en
Flavius Josephus' Antiquitates alle bekende feiten over deze vorst. Hij bestreed de
mogelijkheid dat er twee Ptolemaeussen hadden bestaan: Ptolemaeus Mennaeus
en Ptolemaeus, zoon van Mennaeus. Deze mogelijkheid was onder andere geop
perd door de zeventiende-eeuwse Italiaanse kardinaal Enrico Noris. Te Water zag
in het penningopschrift 'viervorst Ptolemaeus' geen enkele aanwijzing voor deze
visie. Hij meende dat er geen grond was voor dit onderscheid. Het was in zijn
ogen enkel gebaseerd op de interpretatie van een genitivusconstructie die Jose-
294
30 A. Momigliano, Ancient history and the antiquarian. In: Journal of the Warburg and Cour-
tauldInstitutes 13, 1950, 285-315, aldaar 286; Auke van der Woud, De Bataafse hut. Verschui
vingen in het beeld van de geschiedenis (1750-1850). Amsterdam, 1990, 34-37.
31 E.O.G. Haitsma Mulier, De humanistische vorm. Over de stilering van de politiek. In: J. Tol-
lebeek e.a. (red.), De palimpsest. Geschiedschrijving in de Nederlanden 1500-2000. Hilversum,
2002, 27-44, aldaar 30.
32 J.W. te Water, Verhandeling over een penning van Ptolemaeus, zoon van Mennaeus, tetrarcha
van Chalcidene. In: Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen dl. 5,
1776, 609-629, aldaar 609-610; S. Wiselius aan Te Water, 23 juli 1819, Universiteitsbibliotheek
UvA, Bx 256.
33 Deze zijn na zijn overlijden geveild en dus niet door hem aan het Zeeuws Genootschap nagela
ten: Bibliotheca Te Waterana, pars altera. Leiden, 1823, 60-116.
34 Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek II. Leiden, 1912, 364-365; Te Water aan P.B. van
Damme, 1 nov. 1775 en 12 juli 1776, MM, Archief Van Damme, 405/177 en 405/183.