Jack de Mooij phus in zijn Antiquitates (§13.16.3) had gebruikt. Anderen vatten haar verkeerd op, als 'Ptolemaeus Mennaeus, en gebruikten hun vertaling ten onrechte ter on derbouwing van hun visie. Volgens Te Water had Josephus echter 'Ptolemaeus, de zoon van Mennaeus' bedoeld. Er was dus maar één Ptolemaeus geweest, die van ca. 85 v.C. tot ca. 40 v.C. als viervorst regeerde over Ituréa en Chalkis.35 In de tweede numismatische verhandeling besteedde Te Water aandacht aan een negental zilveren penningen uit Smyrna, eveneens uit de verzameling van Van Damme.36 Ook in deze verhandeling richtte hij zich geheel op de geschie denis en probeerde hij te achterhalen welke personen op de penningen werden genoemd. Richard Mead, de lijfarts van de Britse koninklijke familie, had in 1723 betoogd dat personen die op vergelijkbare koperen penningen stonden genoemd, artsen waren. Te Water meende dat niets hiertoe aanleiding gaf. Op grond van een filologisch onderzoek naar de verschillende namen van bestuursfuncties in het oude Smyrna kwam hij tot de conclusie dat de op de penningen genoemde mannen geen artsen waren, maar leden van de regerende elite. Zij waren volgens hem de 'prytanes', personen die de hoogste bestuurslaag vormden. De raad koos hen en stelde hen voor bepaalde tijd aan. Om deze vondst tevens buiten het Ne derlandse taalgebied bekend te maken, vertaalde Te Water zijn bevindingen in het Latijn en stuurde hij deze naar kenners in het buitenland.37 De derde oudheidkundige verhandeling voor het Zeeuws Genootschap was een antwoord op een prijsvraag. Te Water stuurde zijn antwoord anoniem in; als lid kon hij wel meedingen naar de prijs, maar hij zag zijn verhandeling meer als een aanzet tot verder onderzoek dan als afdoende antwoord op de prijsvraag.38 De vraag was gesteld naar aanleiding van de in 1647 gevonden resten van een Romeins Nehalennia-heiligdom in Domburg. Dit onderwerp bracht lange tijd de pennen in beweging, waaronder ook die van Laurens Pieter van de Spiegel. Te 295 35 Te Water, Verhandeling over een penning, 613-614, 622; Lemma 'Ptolemy' in Isidore Singer (red.), The Jewish Encyclopedia. New York, 1901-1906, V, 261-262. 36 J.W. te Water, Aanmerkingen over eenige Smyrnasche penningen. In: Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen dl. 9, 1782, 481-506; Te Water aan P.B. van Damme, 28 aug. 1782 en 3 feb. 1783, MM, Archief Van Damme, 405/195 en 405/199. 37 Te Water aan de Academia Parisiensis Bonarum Litterarum, 18 okt. 1782, UBL, BPL 1188. 38 [J.W. te Water], Antwoord op de vraag betreffende de Dea Burorina, op een' ouden steen te Domburg gevonden. In: Nieuwe verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Weten schappen dl. 1. Middelburg, 1807, 255-278; Mijnhardt, Tot Heil van 't Menschdom, 180; H. Kern (red.), Gedachten over de Dea Nehallennia, aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap pen te Vlissingen voorgesteld door Mr. Laurens Pieter van de Spiegel, 1773. In: Archief. Mede delingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 4, 1879, stuk 1, 171-193; A. Hondius-Crone, The temple of Nehalennia at Domburg. Amsterdam, 1955, 7-13, 88-89.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 297