Jack de Mooij de wijze van begraven in de Oudheid. Het werk was geen oproep tot afschaffing van het begraven in kerken, maar een historische verhandeling. 1n het voorwoord merkte Van Goens echter wel op dat goede gebruiken uit de Oudheid in de loop der geschiedenis wel vaker waren vervangen door slechtere.42 Twee jaar na Te Water heeft Adriaan Kluit, in zijn oratie ter gelegenheid van zijn aantreden als hoogleraar te Middelburg, eveneens de aandacht gevestigd op de schadelijkheid van de traditionele manier van begraven. Hij wees op het grote gevaar van ziekteverspreiding en ging uitvoerig in op de nadelige gevolgen voor de kerkgebouwen. Op zeer beeldende wijze betoogde hij dat niemand gerust in een kerk kon zitten waarin het stonk, waar het dak kraakte doordat de graven de fundering aantastten, waar rouwborden klapperden en elk moment naar beneden konden vallen, en waar de vloer bestond uit losliggende, wankele grafzerken. Dit beeld sorteerde al veel effect, maar wat Kluit betrof nog niet genoeg. Hij leefde zich tevens uit in een zeer plastische beschrijving van de ontbindingsprocessen die zich onder de kerkvloer voltrokken: 'maar het is een allerverschrikkelykste zamenpakking van alle onreinheden, aan een gekleefd uit de afzichtelykste ver menging van stinkend bloed, van rottende vleesch deelen, van natuurlijke uit werpselen in etter wegvloeiende.43 Zulke expliciete beschrijvingen om angst in te boezemen waren aan Te Water niet besteed, hij hield het bij zakelijke argumenten. Te Waters bijdrage aan deze discussie was van groot belang, omdat hij als eer ste zijn visie in dezen in het Nederlands publiceerde. Hij opende zo het debat buiten de academische kring, en maakte argumenten die daar geuit waren nu beschikbaar voor degenen die het Latijn niet machtig waren. Hij keerde zich in zijn verhandeling tegen 'die vuile en stinkende gewoonte' om de doden binnen de stadsmuren of kerken te begraven.44 1n vroeger tijden was het ongebruikelijk om in de steden te begraven. Jezus werd buiten Jeruzalem begraven. De Grieken en de Romeinen waren, evenals de vroege christenen dezelfde opvatting toegedaan. Dat veranderde toen de christenen tempels boven de graven van hun martelaren gingen bouwen en zij hun doden op dezelfde plaats wilden begraven. Als redenen hiervoor noemde Te Water verwaandheid, hoogmoed en bijgeloof. 1n plaats daar van wenste hij een begraafpraktijk die zich richtte op het algemeen belang. 297 42 J. Wille, De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de achttiende eeuw, dl. 1. Zutp- hen, 1937, 224-225. 43 A. Kluit, Inwijingsrede over den bijgelovigen oorsprong en schadelijke gevolgen van 't begraven in kerken en steden. Middelburg, 1777, 62. 44 Te Water, Verhandeling over het begraven, 632.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 299