Jack de Mooij Te Water bouwde zijn betoog vervolgens op om wat hij als het hoofdargument zag tegen de gangbare gewoonte van begraven: het begraven binnen de kerken en ste den is schadelijk, met name voor de gezondheid van de levenden. Te Water sloot zich hiervoor aan bij de destijds gangbare verklaring van verspreiding van ziekten, de miasma-theorie. Deze veronderstelde dat zogenaamde 'slechte lucht, herken baar aan haar onwelriekendheid, minuscule schadelijke miasma-deeltjes bevatte die afkomstig waren van materie in ontbinding.45 In Te Waters eigen woorden: lij ken 'plegen eenige fijne deeltjes uittewaassemen' die niet alleen stank veroorzaak ten, maar ook diverse ziekten, waaronder de pest.46 Als deze fijne deeltjes bleven hangen in de kerken en de stad, dan vergrootte dit de kans op het uitbreken van ziekten. Deze deeltjes kwamen steeds vrij in de kerken wanneer de grafdelvers de kerkvloer openden om een overledene te begraven. De schadelijke deeltjes bleven vervolgens in de kerk rondzweven en konden de kerkgangers besmetten. Zo kon iedereen dus na zijn overlijden de levenden schade toebrengen. Voor een ieder die tijdens zijn leven nuttig wilde zijn voor zijn medemensen kon het niet dan een somber vooruitzicht zijn na de dood dezelfde medemensen te schaden. Over deze medische argumentatie had Te Water advies ingewonnen bij de Zierikzeese arts Job Baster, die hem in zijn visie had bevestigd.47 Naast deze voor hem zeer gewichtige medische reden wees Te Water nog op enkele andere argumenten voor een verandering in de wijze van begraven. Zo zou het begraven in kerken bijvoorbeeld de fundamenten van de kerkgebouwen kunnen ondergraven. Tevens stipte hij aan dat in sommige plaatsen in Frankrijk en Italië het begraven in kerken al enkele jaren eerder verboden was, vanwege het risico voor de volksgezondheid. Verder wees hij erop dat in het verleden diverse theologen zich tegen het begraven in kerken hadden gekeerd. In de Republiek waren de gereformeerde predikant Petrus Platevoet en de doopsgezinde predi kant Maarten Schagen op hun eigen verzoek niet in een kerkgebouw begraven. Platevoet werd ter ruste gelegd op het Zuiderkerkhof in Amsterdam, Schagen liet voor zijn begrafenis een grafkelder metselen op het kerkhof bij de gereformeerde kerk van De Bilt.48 299 45 A. Corbin, Le miasme et la jonquille. L'odorat et l'imaginaire social XVIIIe-XIXe siècles. Parijs, 1982, 16-39; C.M. Cipolla, Miasmas and disease. Public health and the environment in the pre-industrial age. New Haven, Londen, 1992, 4-5. 46 Te Water, Verhandeling over het begraven, 640. 47 J. Baster aan Te Water, 15 nov. 1774, ZB, Hs 1965. 48 Te Water, Verhandeling over het begraven, 651-652; Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme III, 291-295 en 322-323.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 301