3oo Jona Willem te Water - lid van het Zeeuws Genootschap van het eerste uur Te Water besteedde verder aandacht aan argumenten die voorstanders van de oude begraafwijze in zijn ogen ten onrechte aanwendden. Hij bestreed de ge dachte dat de kerkgangers door het begraven in kerken ernstiger zouden worden omdat de graven in de kerk hen aan hun sterfelijkheid zouden herinneren. Vol gens Te Water herinnerde echter alles wat zich om de mens heen bevond hem aan zijn sterfelijkheid. Hij meende daarbij dat al die graven in de kerk de kerkgangers niet zouden stichten. Wie ernaar keek, zou daardoor juist van de preek worden afgeleid. De redenering dat de christenen in de kerk behoorden te begraven, aan gezien het lichaam volgens 1 Korinthiërs 6:19 een tempel van de Heilige Geest was en daarom heilig, verwierp hij eveneens. In de eerste plaats omdat hij geen verband zag tussen die heiligheid van het lichaam en een begrafenis binnen de stadsmuren. Ten tweede omdat deze Bijbeltekst alleen op de ware gelovigen van toepassing was. Wie zou moeten bepalen wie dat zijn en beslissen wie wel en niet in de kerk begraven mocht worden? Waar zou men, deze redenering consequent toepassend, dan de ongelovigen behoren te begraven? Voor Te Water was het duidelijk, men behoorde terug te keren tot het buiten de stad begraven, net zo als de vroege christenen dat deden. 'Rechtschapen Nederlanders, die wel denken en hunne medemenschen beminnen, zullen aan de veranderinge van een oud en schadelijk gebruik geen tegenstand bieden.'49 Een paar jaar later zou hij zelfs de voorchristelijke Bataven ten voorbeeld stellen: 'Van 't begraven binnen de steden bleven zij even onkundig als de beschaafde volken van dien tijd.'50 Te Water sloot zijn betoog af met een aantal praktische aanwijzingen voor de nieuwe wijze van begraven. Hiermee wilde hij van te voren kritiek op dit vlak de wind uit de zeilen nemen: 'Wijders konden op een stuk lands eenige begraaf plaatsen geschikt worden voor meer of min aanzienlijken, om dus de zwakheid des menschen noch een weinig te gemoet te komen, schoon anders de eer nie mand nadaalt in het graf.'51 Door het aanleggen van speciale graven kon men dus, net als bij een begrafenis in de kerk, het standsverschil zichbtaar houden. Boven dien konden de nabestaanden de overledene nog steeds naar de kerk brengen. Daarvandaan konden zij hem of haar met de passende eerbewijzen en het bij zijn of haar stand passende doodskleed, naar de begraafplaats brengen. Als de nabestaanden bovendien de gewoonte aanhielden om rouwborden in de kerk op 49 Te Water, Verhandeling over het begraven, 660-661. 50 Te Water, De Vaderlandsche historie van den heere J. Wagenaar verkort, en met leerzame aan merkingen, ten dienste der Nederlandsche jeugd uitgegeven I. Amsterdam, 1784, 8. 51 Te Water, Verhandeling over het begraven, 666.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 302