Jack de Mooij te hangen, hoefde de kerk haar inkomsten uit het begraven niet te missen. Zij kon nog steeds geld innen voor de plaatsing van rouwborden en het verhuren van doodskleden. Te Water kreeg van vrienden veel lof toegezwaaid voor zijn verhandeling. Ty- deman was het met hem eens, maar had wel enige kritiek op zijn argumentatie. Het graf van de predikant Platevoet mocht zich dan buiten de kerk bevinden, het was nog altijd binnen de stadsmuren. Onno Zwier van Haren schreef Te Water dat hij het stuk met genoegen had gelezen en het aan al zijn familieleden had aan geraden. Hij vertelde dat in Leeuwarden in de zomerse middagdiensten gewoon lijk meerdere mensen flauw vielen door de 'cadavereuse reuk' die door de warmte dan op zijn sterkst was. Hij meende dat dit de reden was dat in Leeuwarden al jaren tyfus heerste.52 De daad bij het woord: de aanleg van begraafplaatsen Perrenot nam in 1777 het initiatief tot het aanleggen van de eerste buitenbegraaf plaats in Scheveningen, met als naam 'Ter Navolging. Die naam riep de voor standers van buiten begraven op ook in hun eigen omgeving een begraafplaats te stichten. Adriaan Moens, voorzitter van het Bataviaasch Genootschap, betreurde het dat de voorstanders zich niet inzetten voor het veranderen van een slechte gewoonte.53 Het Zeeuws Genootschap nam dit ter harte en bracht in 1783 de be grafeniskwestie opnieuw aan de orde. Nu de schadelijkheid begrafenissen in de kerk voldoende duidelijk was, schreef het Genootschap een prijsvraag uit waarin men verzocht om een praktische invulling: hoe kon men het beste een nieuwe wijze van begraven invoeren? De eerste prijs ging naar een verhandeling van Jo- han Diderik van Leeuwen uit Tiel.54 In 1785 zette hij zijn ideeën om in de praktijk door de stichting van Begraafgenootschap Ter Navolging, met als doel een bui tenbegraafplaats bij Tiel aan te leggen. Te Water werd eveneens aangezocht als lid, in 1787. Het kwam hem echter niet 'voorzichtig en tijdig voor, nu in den tijd 54 J.D. van Leeuwen, Antwoord op de vraag: Dewyl de schadelykheid der begravenissen, binnen de steden en kerken, ten vollen beweezen en vry algemeen erkend is: welke zyn de verschillen de redenen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Republiek blijft stand grypen; en welke zyn de beste middelen, om dezelve te doen ophouden? In: Verhandelingen van het Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen dl. 12, 1786, 3-86; Ruygt, Begraafplaats Ter Navolging Tiel, 26-31. 301 52 O.Z. van Haren aan Te Water, 19 okt. 1775, UBL, LTK 1004; M. Tydeman aan Te Water, dec. 1775, UBL, BPL 945; Te Water aan M. Tydeman, 19 maart 1776, UBL, LTK 997. 53 A.T.M. Ruygt, Begraafplaats Ter Navolging Tiel. Een voorbeeld van verlicht denken. Tiel, 1998, 22-23, 42; Van der Vliet, Onno Zwier van Haren, 425-426; A. Moens aan Te Water, 31 okt. 1783, ZB, Hs 1979.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 303