Jack de Mooij van Wijsheid en Orde gegrond zijn.'66 Nollet stelde hetzelfde in het voorwoord van zijn Natuurkundige lessen: in alles was de 'Hand des grooten Scheppers' te herkennen. Hoe verder de natuurkundige zou onderzoeken, hoe meer zou hij zich verwonderen over het alvermogen en de wijsheid van God.67 Daar liet Nollet het echter bij. Hij mocht dan wel eens in een noot naar een fysicotheologisch werk verwijzen, zijn eigen lessen waren empirisch van aard. Nollet verwees hoogst zelden, en dan nog wel tamelijk plichtmatig, naar God.68 Op dat vlak lag dus een schone taak voor de Middelburgse predikant-docenten, zij konden in hun voor drachten aandacht vragen voor de Schepper. Het contact met Van de Perre leidde ertoe dat Te Water in Middelburg even eens in andere genootschappen een functie kreeg toebedeeld.69 Van de Perre be trok hem bij het door hem geleide lokale departement van de Natuur- en Genees kundige Correspondentiesociëteit. Deze had ten doel correcte meteorologische statistieken en sterflijsten vast te leggen. Aan de hand daarvan kon de sociëteit ziekten in kaart brengen en uiteindelijk voorkomen. Hoewel Te Water hier weinig inhoudelijke binding mee had, werd hij in 1780 penningmeester van het departe ment. Ook in de Hollandsche Maatschappij vervulde hij een taak: hij bekleedde in Vlissingen het ambt van secretaris van de daar in 1778 opgerichte plaatselijke afdeling van de Oeconomische Tak, die als doel had de koophandel, landbouw en zeevaart in de Republiek en haar koloniën te bevorderen.70 Inhoudelijk was Te Water meer op zijn plaats in het Middelburgs departement van het Zeeuws Ge nootschap. Dit richtte hij samen met Van de Perre op in 1783. Hier werd Van de Perre eveneens voorzitter en Te Water secretaris. De Middelburgse leden konden 305 66 Zuidervaart, Mr. Johan Adriaen van de Perre, 20-21; C. Baar-de Weerd, Het Natuurkundig Genootschap der Dames te Middelburg (1785-1887), Zeeland. Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 10, 2001, 81-90; Dorothee Sturkenboom, De elek- trieke kus. Over vrouwen, fysica en vriendschap in de 18de en 19de eeuw. Het verhaal van het Natuurkundig Genootschap der Dames in Middelburg. Amsterdam, 2004, 73-86; M. C. Jacob en D. Sturkenboom, A Women's Society in the West: The Late Eighteenth-Century Assimila tion of Science. In: Isis 94-2, 2003, 217-252. 67 Nollet, Natuurkundige lessen I, xxxix-xl. 68 L. Pyenson, Ethics and ideology in the science of Nollet and Franklin. In: L. Pyenson en J.-F. Gauvin (red.), The art of teaching physics. The eighteenth-century demonstration apparatus of Jean Antoine Nollet. Sillery, 2002, 79-98, aldaar 81. 69 Te Water, Levens-berigt, 312-314; Zuidervaart, Mr. Johan Adriaen van de Perre, 29-33, 42. 70 N.C. Lambrechtsen volgde Te Water na zijn vertrek naar Middelburg op als secretaris (C.L.M. Lambrechtsen van Ritthem, Levensberigten van N.C. Lambrechtsen 1752-1823. Amsterdam, 1913, 13); Levens-berigt van Jona Willem te Water, 312.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 307