Londen en Parijs zetten de toon De concrete vormgeving van genootschappen en academies hangt uiteraard sterk af van de manier waarop kennis in een samenleving wordt vergaard en gecommu niceerd, en waarop wetenschap wordt beoefend en gefinancierd, om niet te spre ken van de maatschappelijke en culturele rol die aan kennis, wetenschap en we tenschapsbeoefenaren wordt toegekend. Johan Huizinga (1872-1945) stelde al dat de geschiedenis der academies steeds in hoge mate bepaald wordt door politieke bewegingen en niet buiten de maalstroom van het dagelijks leven van een na tie staat. Wetenschapsinstellingen kunnen dan ook niet zomaar van het ene land naar het andere worden overgeplaatst. Als vrije organisaties van geletterden en geleerden, ontstaan in de geest van de supranationale, open en vrije uitwisseling van ideeën die de kwintessens van de Republiek der Letteren vormde, wensten de eerste academies al vrij te zijn van de overheidsdwang waaronder de univer siteiten zuchtten, en van de religieuze dwang die door het systeem van staatsre ligies vóór het Revolutietijdperk het lot van vrijwel alle officiële instellingen was. Academies staan vanouds naast of tegenover de universiteiten, zowel wat hun werkterrein als hun opzet en methoden betreft. Maar net als de universiteiten hebben ze in elk land wel een eigen kleur. De befaamde Royal Society of London for the Advancement of Knowledge, die in een Londense herberg begon als The Invisible College en in 1662 goedkeuring kreeg van de na het intermezzo van de Cromwell-Republiek (1649-1658) zojuist herstelde Britse monarchie, is ondanks die koninklijke instemming steeds een privaat gefinancierd genootschap gebleven dat slechts onderzoek naar nuttige kunsten wilde verrichten, op proefondervin delijke, Baconiaanse grondslag, dat wil zeggen aan de hand van de inductieve, empiristische methode die Sir Francis Bacon (1561-1626) had beschreven. Volgens haar statuten moest de Royal Society zich wijden aan de bevorde ring van kennis van 'natural things, and all useful Arts, Manufactures, Mechanick practises, Engines and Inventions by Experiments, en aan het experimentele, ra tionele en kritische onderzoek van (natuur)wetenschappelijke theorieën. Hoewel een groep Baconiaans gerichte geleerden van Oxford het initiatief voor dit ge nootschap had genomen, is het geen toeval dat zij al heel gauw en definitief aan de kosmopolitische hoofdstad Londen de voorkeur gaven boven de eng-intellectuele universiteitsstad en dat ze voortaan liever bijeenkwamen in het met de Engel se universiteiten rivaliserende Gresham College in Londen dat geen universitai re status had. De Royal Society hield zich uitdrukkelijk verre van alles wat naar alfa- en gammawetenschap zweemde, omdat dit alleen maar wanorde, bijgeloof Willem Frijhoff 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 31