in 1782, in de periodiek Der Reisende, waarin (vermoedelijk door redacteur Frie- drich Ekkard) werd opgeroepen liever volks- dan hoffeesten te documenteren.5 Nederlandse belangstelling Pas in de eerste helft van de negentiende eeuw kwam in Nederland aarzelend de studie van het historische volksleven op gang. De verkenning van dit terrein werd voor een belangrijk deel door plattelandsdominees ondernomen. Hun studies bewogen zich in het grensgebied van volkskunde of folklore (studies van volks gebruiken en -overleveringen), archeologie en mythologie. Een van deze schrij vende plattelandsdominees was Johannes ab Utrecht Dresselhuis, predikant in Wolphaartsdijk op Zuid-Beveland (voorheen had hij in Hoofdplaat gestaan). Zijn volkskundig werk kan beschouwd worden als representatief voor de stofkeuze en benaderingswijze van de kleine groep Nederlandse volkskundigen. In Duitsland waren de Kinder- und Hausmarchen (1812-1815) en de Deutsche Sagen (1816-1818) van de gebroeders Grimm verschenen; deze werken zouden lange tijd richtingbepalend zijn voor het volkskundig onderzoek, waarbij het nu vooral ging om het opsporen van relicten van het voorchristelijke, Germaanse verleden. De Groninger dorpspredikant en schoolopziener Nicolaas Westendorp stelde in 1819 in de eerste jaargang van zijn 'oudheidkundig tijdschrift' Antiqui teiten - Nederlands eerste archeologische tijdschrift - vast, dat volksverhalen en volksgeloof in Nederland tot op heden over het hoofd waren gezien als kennis bron van de heidense mythologie; dit leggen van een diachronisch verband tussen beide grootheden was een typisch Grimm-geïnspireerde benadering. Belangstel ling voor de Germaanse oudheid was uiteraard niet nieuw in Nederland, maar bleef vooralsnog marginaal. Ook in de eerste decennia van de negentiende eeuw was de interesse onder de Nederlandse intelligentsia uiterst lauw. Jacob Grimm deed in 1811, 1812 en 1815 vergeefse oproepen via H.W. Tydeman en de Algemee- ne Konst- en Letterbode tot verzameling van oude Nederlandse letterkundige handschriften, volksliederen in handschrift, handschriften van Reinaart de Vos en nog gezongen liederen of circulerende volksverhalen. Verschillende Duitsers zagen zich genoodzaakt zelf naar Nederland en Vlaanderen te komen om mate riaal te verzamelen, zoals Johan Wilhelm Wolff (1840); A.H. Hoffmann von Fal- lersleben ondernam al in 1821 zijn litterarische Reise naar Nederland. Ook Franz Jan J.B. Kuipers 315 5 H.F. Vermeulen, Before Boas: The Genesis of Ethnography and Ethnology in the German Enlightenment. Lincoln, London, 2015, 312-314.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 317