Joseph Mone, auteur van de Geschichte des Heidentums im nördlichen Europa (1823), kwam de Middelnederlandse literatuur inventariseren.6 De Geschichte des Heidentums dankte haar invloed mede aan het feit dat zij werd gepubliceerd als voortzetting (zesde deel) van het invloedrijke Symbolik und Mythologie der al ten Völker, besonders der Griechen van Georg Friedrich Creuzer (1810-1812; 3e ed. 1836). De ongeïnteresseerdheid bij de Nederlanders zelf is verklaard als samenhan gend met het grootse 'nationale' verleden, dat voldoende mogelijkheden bood tot profilering van de eigen identiteit. Het folkloristisch verzamelwerk dat wél door Nederlanders werd ondernomen, had veelal een bestrijdend en vormend oogmerk: dat gold zowel voor de boeken van de Groningse vrijdenker Marten Douwes Teenstra (1795-1864) als voor de opsteller van de eerste Nederlandse fol kloristische enquête, over 'vooroordelen en bijgeloovigheden, die resultaat ople verde: de Middelburgse arts en oudheidkundige J.C. de Man (1818-1909).7 Archeologie Volkskunde en oudheidkunde of archeologie waren gedurende hun negentien- de-eeuwse adolescentie zoals gezegd hecht verknoopt. Archeologie was aanvan kelijk vooral klassieke oudheidkunde, een product van de verzamelwoede van de Renaissance. De klassieke archeologie had haar glansperiode in de negentiende en vroege twintigste eeuw, toen de opgravingen van pioniers als Heinrich Schlie- mann (Troje), Robert Koldewey (Babylon), Howard Carter (graf van Toetancha- mon) en Arthur Evans (Knossos) voor sensatie zorgden. De inheemse archeologie moest het met minder glorie stellen. Vooral de herontdekking van Tacitus' Ger- mania (vóór 1455) leidde tot belangstelling voor Nederlandse oudheden, maar de 'grote sprong voorwaarts, aldus L.P. Louwe Kooijmans, vond plaats in 1818, toen 316 'Al wat men van kolen en asch heeft gefabeld' 6 Zie P.J. Meertens, Nederlandse volkskundestudie voor 1888. In: Volkskunde 50, 1949, 22-23; A.J. Dekker, 150 jaar Nederlands volksverhaalonderzoek. In: Volkskundig Bulletin 4, 1978, 1-28; J.J. Voskuil, Geschiedenis van de volkskunde. In: Volkskundig Bulletin 10, 1984, 50-63. 7 P.J. Meertens, J.C. de Man, Een Zeeuwse volkskundige enquête uit 1860. In: Bijdragen en mede delingen der Volkskundecommissie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschap pen, Amsterdam, 1961, 3; J.J.B. Kuipers, Ridderspel en boerenpret. Zeeuwse ontmoetingen van elite- en volkscultuur. In: J.J.B. Kuipers en R.J. Swiers, Het verhaal van Zeeland. Hilversum, 2005, 231-264; J. Ossewaarde, Geneeskunde en volkskunde: de strijd tegen het bijgeloof in de 19de eeuw. In: Volkskunde 118 (2017), 2, 155-164. Overigens bevat de enquête geen vragen m.b.t. vliedbergen, een onderwerp waarmee De Man zich later intensief bezighield. De vragen van de enquête waren door De Man vooral ontleend aan H.L. Fischer (vert. W. Goede), Het Bijgeloof Ontmaskerd. Zutphen, 1833, aldus Ossewaarde, 160.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 318