Sporen van Hugo de Groot:
Een dwaaltocht door de handschriften en
publicaties van het Zeeuws Genootschap
Henk Nellen
De Afdeling voor historische wetenschappen van het Zeeuws Genootschap
In een feestrede die hij op woensdag 7 april 1869 uitsprak ter gelegenheid van
het honderdjarig bestaan van het Zeeuws Genootschap wees voorzitter A.A.
Fokker uitvoerig op het in de negentiende eeuw tanende elan van het Zeeuws
Genootschap. Samen met vergelijkbare verenigingen in den lande deed het Ge
nootschap hem denken aan een 'reeks van uitgebluschte vulkanen. Het was door
de 'tand des verderfs' ernstig aangetast en kampte met een gebrekkige organisa
tie, 'inwendige kwijning. een eentonige, wat machinale bedrijvigheid, 'toenemend
verval, 'lijdelijkheid, en zelfs een dreigende 'ontbinding. Maar gelukkig had een in
1861 begonnen reorganisatie kansen op verbetering gebracht en zag de toekomst
er nu zonniger uit. Fokker bediende zich van een doelmatige retorische truc: door
de problemen uit het verleden zwaar aan te zetten, bereikte hij dat de vooruit
zichten voor het Genootschap rooskleurig afstaken: de toehoorders konden op
gemonterd huiswaarts keren.1
Fokkers optimisme was niet geheel zonder grond, want de bestudering van de
Zeeuwse geschiedenis ondervond als gevolg van de reorganisatie juist in deze pe
riode hernieuwd enthousiasme. Tegelijk met de Afdeling voor natuurkundige we
tenschappen werd later in het jaar 1869 de Afdeling voor historische wetenschap-
339
1 A. Maas, Sociëteit, moderniteit en wetenschap in eenzaamheid. In: Archief. Mededelingen
van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen (Archief ZGW) 2016, 1-20, hier
12 en 17, met een verwijzing naar A.A. Fokker, Feestrede. In: Verslag van het verhandelde in
de algemeene vergadering ter viering van het eeuwfeest van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen (Middelburg, 1869), 22-25. Mijn dank gaat uit naar de medewerkers van de
Zeeuwse bibliotheek in Middelburg en Frank de Klerk van het Gemeentearchief in Goes.