Sporen van Hugo de Groot
pen van het Zeeuws Genootschap opgericht. De mogelijkheid hiertoe lag vervat
in artikel 44-46 van de nieuwe statuten die op 1 januari 1869 in werking waren
getreden.2 Terwijl het eerstgenoemde gremium zich behalve op de natuurkun
de ook op de geneeskunde, natuurlijke historie en exacte wetenschappen richtte,
verenigde het historisch gezelschap Zeeuwse intellectuelen met belangstelling
voor geschiedenis, oudheidkunde, letteren, rechten en staatswetenschappen. Uit
de jaarverslagen en notulen die bewaard zijn gebleven blijkt inderdaad dat onder
werpen uit deze disciplines in de vergaderingen voortdurend ter sprake kwamen.
Het was een deftig herengezelschap, want hoewel er zeker raakvlakken met de
actuele politiek geweest zullen zijn, blijkt nergens dat de discussies gevoeligheden
blootlegden die de atmosfeer vertroebelden. Of was er eenvoudigweg geen sprake
van engagement dat tot onmin leidde omdat de deelnemers elkaar wel vonden in
een gematigd liberale maatschappijvisie?
Deftige mannen met gehechtheid aan hun wetenschappelijke status waren het
zeker, want in de notulen wordt bij naamsvermeldingen steeds de titulatuur van
betrokkenen toegevoegd. De discussie over Spinoza die plaatsvond naar aanlei
ding van een te Den Haag op te richten standbeeld van de filosoof 3 toont aan dat
in de geletterde Zeeuwse bovenlaag godsdienstige bezwaren tegen het spinozis
me, met zijn radicale ontkenning van een op goddelijke openbaring gebaseerde
wereldbeschouwing, eigenlijk niet meer opspeelden. Het gesprek ontwikkelde
zich in de richting van een analyse van de invloed van Spinoza. Diens geïsoleer
de positie en werkzaamheid in een hermetisch gesloten kring van vertrouwelin
gen met geschriften in de Latijnse taal en met een reputatie als godsloochenaar
maakten dat van een algemene invloed eigenlijk geen sprake was: 'de groote
meerderheid ging aan den stillen wijsgeer voorbij. De spreker die het onderwerp
geïntroduceerd had, K.R. Pekelharing, was om deze reden, en niet vanwege een
afkeer van het atheïstische karakter van Spinoza's filosofie, tegen plaatsing van
het standbeeld op de Haagse Paviljoensgracht. Een dergelijke vorm van eerbetoon
leek hem alleen gepast als er een directe betrekking bestond tussen de man en het
volk en dat was hier zeker niet het geval. Men moest op deze manier de vader-
340
2 Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Naamlijst van directeuren en leden. Verslag van
het verhandelde in de algemeene vergadering, 1869-1874. Middelburg, 1874, 77, met verwijzing
naar de Wet van het Zeeuwsch Genootschap. Middelburg, 1868, 9, aanwezig in: Zeeuws Archief
Middelburg, toegangsnummer 26 (hierna ZA), Archief Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen (hierna KZGW), no. 1 (Reglementen), volgnummers 30-42.
3 ZA, Archief KZGW, no. 239, f. 196, vergadering van 28 maart 1877.