Sporen van Hugo de Groot
Meinard Frederik Lantsheer over Boreel en Beverland
Bovenstaande lijst van onderwerpen die ter discussie stonden in de Afdeling voor
historische wetenschappen is al heel uitvoerig, maar zij bevat nog niet de bijdra
gen van de Middelburgse jurist Meinard Frederik Lantsheer (1819-1877), een van
de trouwste bezoekers van de vergaderingen. Zoals blijkt uit het Verslag van het
verhandelde wijdde hij zich aan onderwerpen als de ontdekking van een groot
binnenmeer in Afrika door Livingstone, een opmerkelijke plaats in het testament
van Shakespeare waar deze zijn vrouw het tweede beste bed vermaakt, en de ka
mer van directeuren van de Levantse handel te Middelburg. Bij lezing van de pas
sages in de notulen over Shakespeares 'second best bed'11 valt op dat de spreker
zich als jurist terdege in de materie had verdiept en naar overeenkomstige geval
len in de vaderlandse rechtsgeschiedenis had gezocht. Hij verzette zich terecht
tegen de veronderstelling dat de testamentaire beschikking als een sneer aan het
adres van Anne Shakespeare-Hathaway moest worden opgevat. Uit recent on
derzoek blijkt dat het tweede bed meestal het huwelijksbed was geweest (en het
eerste als statussymbool vooral voor gasten bleef gereserveerd).12
Lantsheer was een vooraanstaand lid van het Zeeuws Genootschap. In 1868,
1871 en 1874 diende hij het Genootschap als voorzitter, maar vanaf dat laatste
jaar belette een benoeming tot lid van de in Den Haag gevestigde Hoge Raad
der Nederlanden hem de vergaderingen bij te wonen. Aanvaarding van diezelfde
functie was ook de reden dat hij moest stoppen met zijn werk aan een geanno
teerde beschrijving van de Zeeuwse atlas van Jacob Verheye van Citters, Zelandia
illustrata, nu nog steeds de reden voor zijn grootste roem in Zeeland. Bij zijn
vertrek naar Den Haag ontving Lantsheer krachtens een bestuursbesluit van 2
december 1874 voor zijn 25-jarige dienstverlening aan het Zeeuws Genootschap
een gouden medaille, 'geslagen op den stempel van het genootschap', met aan de
keerzijde de tekst 'Mo Fo Lantsheer, optime de societate merito, 1874'.13 Het ging
344
11 ZA, Archief KZGW, no. 239, f. 3or, 33r-38r en 62v-63v, met een door archivaris Van Visvliet
gemaakt afschrift van een in het provinciaal archief bewaarde akte, verleden voor de provisor
en deken van Walcheren, betreffende inwoners te Oost-Souburg; uit dit stuk bleek dat een man
'zijn op één na beste bed aan zijne vrouw vermaakt had'.
12 Zie https://www.shakespeare.org.uk//, geraadpleegd op 17 januari 2019. Zie ook J. Leerssen,
Tasten in het duister dat Shakespeare heet. In: Tweede levens. Over personen en personages in
de geschiedschrijving en de literatuur, (red.) A. van Heerikhuizen et al. Amsterdam, 2010, 52
65, hier 53 en 60-62.
13 Vertaald in het Nederlands: 'Voor Meinard Frederik Lantsheer, die zich op uitstekende wijze voor
het Genootschap verdienstelijk heeft gemaakt. Op de volgende dag, 3 december 1874, schreef
Lantsheer een bedankbrief: ZA, Archief KZGW, no. 69, Ingekomen stukken, 1870-1879, f. 211.