Sporen van Hugo de Groot Grotius' Briefwisseling, P.C. Molhuysen, nam zijn tekst in extenso over, inclusief de annotatie waaraan hij zei niet veel te kunnen toevoegen.23 Lantsheer publiceerde in dezelfde bijdrage ook het testament van een ande re, later beroemde, om niet te zeggen beruchte, Zeeuwse intellectueel, Adriaan Beverland (1650-1716). Deze auteur is vooral bekend geworden om zijn hypothe se dat het verhaal over de zondeval in Genesis uitgelegd moest worden als een allegorie. In de Hof van Eden haalde Eva Adam over om van de boom van het goed en kwaad te eten, maar dat was volgens Beverland een mythisch verhaal over de ontdekking van de seksualiteit die vanaf het eerste begin het menselijke gemoedsleven had beheerst. Zelf was Beverland door de lichamelijke liefde in al zijn variaties en afwijkingen geobsedeerd. Afkerig van verkrampte preutsheid wilde hij seksualiteit uit het verdomhoekje halen en als een normaal verschijnsel presenteren. Het was zijn bedoeling een einde te maken aan de ondergeschikte positie van de vrouw, vaak niet meer dan een lustobject voor jongemannen uit de elite, die zich dankzij hun maatschappelijk overwicht en geld een dubbele moraal konden permitteren. Beverland was goed thuis in de klassieke erotische litera tuur, die hem materiaal in overvloed verschafte om zijn these te onderbouwen. Hij verkondigde die ook in een kleine kring van bordeelbezoekers en kroeglopers. Onderzoek van deze kring toont aan dat Zeeuwse collega-studenten er een be langrijk deel van uitmaakten. Lantsheer gaf het testament uit zonder breedvoerige toelichting. Wel signa leerde hij de libertijnse levensinstelling van de geleerde. De uitgave heeft in het verdere onderzoek naar leven en werken van Beverland zeker een rol gespeeld. De Beverland-specialist Rudolf De Smet gaf de tekst opnieuw uit met een uitvoerig 348 23 Dat Molhuysen zich op de transcriptie van Lantsheer verliet zonder het origineel heel grondig te inspecteren, blijkt onder meer uit de woorden 'nutu significo', die zeker gelezen moeten worden als 'nictu significo'. Zie, voor het handschrift van de brief van Boreel Zeeuwse Bi bliotheek (ZB), Handschriftenverzameling KZGW, no. 1032, uitgegeven in Briefwisseling van Hugo Grotius, (red.) P.C. Molhuysen et al., 17 dln. Den Haag, 1928-2001, dl I, no. 131, van Johan Boreel, 6 mei 1608. De inkt van de originele brief is hier en daar vervaagd, en dat bemoeilijkt de lezing. Zie voor de correspondentie tussen De Groot en Boreel de delen I en XVII van deze reeks. Evenals andere Leidse vrienden schreef De Groot een huwelijksgedicht voor Boreel: The poetry of Hugo Grotius, vol. I, 2A/B, 4: Original poetry, 1604-1608, (red.) E. Rabbie. Assen, 1992, 192-204, met een analyse van (en citaten uit) Boreels brief. Een goede parafrase ook in P.J. Meertens, De Groot en Heinsius en hun Zeeuwse vrienden. In: Archief ZGW 1949-1950. Middelburg, 1950, 53-99, hier 67-69.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 350