de astronomie en geneeskunde. Hoe logisch was de overstap naar een medische behandeling, wanneer een zielszorger, een 'medicus animarum, zich aan het ziek bed van een lidmaat der kerkgemeente aandiende? Voor een predikant van de Ge reformeerde Kerk als Philippus Lansbergen bleek die in de praktijk niet heel groot te zijn, want in 1612 stond hij een Goese vrouw in haar kraambed bij. Helaas was zij ernstig ziek en in een vergeefse poging haar overlijden te voorkomen schreef hij toen een geneesmiddel voor waarin muskus was verwerkt. Of dit middel nu door inademing via de neus of door inslikken werd opgenomen, is onduidelijk, maar in ieder geval gaf de behandeling aanleiding tot een gloeiende controverse die in de daaropvolgende jaren in tal van pamfletten werd uitgevochten.29 Voor Lansbergen was het problematisch dat er ook formele bezwaren golden, want vol gens een oude stadsordonnantie30 was het predikanten, 'niet tevreden zijnde met haer kerckelick ampt, verboden de geneeskunst in combinatie met de zielszorg uit te oefenen. Dat de Goese vertegenwoordigers van de reguliere geneeskunst, stadsdoctoren Pieter Vitu en Hieronymus Smallegange, geruchten rondstrooiden dat hij die vrouw vermoord had, maakte zijn zaak er niet beter op.31 De muskus-controverse was niet de enige ruzie die aan de reputatie van Lans bergen afbreuk deed. De predikant had zich samen met zijn zoon Petrus ook in de politiek gemengd, en dat was op zo'n strijdbare manier gebeurd dat hij het stadsbestuur tegenover zich kreeg. Wat was het geval? De stad Goes telde in het stadsbestuur van oudsher opvallend veel katholieken. Volgens één bron waren er in 1609 in het Goese Kollegie van de Wet, zoals het stadsbestuur genoemd werd, niet meer dan drie regenten aanhangers van de Reformatie. Dezen verzochten te Henk Nellen 351 29 Een mooi, in het Latijn gesteld medisch verslag van het ziekbed is opgenomen in Disputa- tio epistolaris reverendi viri D. Philippi Lansbergii de Moscho. Middelburg, 1613, A4-8. Over Lansbergen en zijn familie is veel gepubliceerd. Als uitgangspunt voor de bestudering van deze interessante astronoom, theoloog en geneeskundige kan nog steeds het prachtige artikel van Cornelis de Waard gelden, in NNBW II, kol. 775-782. Kortheidshalve dient voorts verwezen te worden naar de studies van R. Vermij, Waarom werd Philips Lansbergen copernicaan? In: Scientiarum Historia 24 (1998), 39-64, en The Calvinist Copernicans: The reception of the new astronomy in the Dutch Republic, 1575-1750. Amsterdam, 2002, 73-99. 30 Die ordonnantie dateerde van 3 juni 1603. Een door stadssecretaris Boudewijn de Witte gecol lationeerd en als conform aan het origineel gewaarmerkt afschrift bevindt zich in het hierna nog te bespreken archief van Hugo de Groot in het Nationaal Archief (NA) in Den Haag. 31 J. Reitsma en S.D. van Veen, Acta der provinciale en particuliere synoden, gehouden in de noordelijke Nederlanden gedurende de jaren 1572-1620, dl V (Zeeland 1579-1620; Overijsel 1584-1620). Groningen, 1896, 138-140 en 142. Vgl. A.Th. van Deursen, Bavianen en Slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt. Assen, 1974, anastatische herdruk Franeker, 1991, 73-75, en M.J. van Lieburg, Zeeuwse piëtisten en de geneeskunde in de eerste helft van de 17e eeuw. In: ArchiefZGW 1987, 63-86, hier 77-78.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 353