Sporen van Hugo de Groot bezien of voortaan minstens één burgemeester en de helft van de schepenen uit vertegenwoordigers van hun geloof gekozen mochten worden.32 Dat de Reforma tie in Goes moeizaam terrein had gewonnen, was algemeen bekend, want Hugo de Groot signaleerde in 1609, in een opmerkelijke brief aan de rooms-katholieke Franse diplomaat Pierre Jeannin, dat over dit probleem pamfletten waren uitge wisseld. Hij knoopte aan die constatering een betoog vast over de noodzaak van tolerantie, waarin hij op den duur ook het rooms-katholicisme wilde betrekken. In die tijd was dat een heel controversiële opstelling en de brief is later dan ook terecht aangemerkt als een bewijs voor de erasmiaanse gematigdheid van de va derlandse bestuurselite.33 Verdraagzaam was De Groot zeker, maar in dezelfde brief gaf hij ook af op de eigenwijze, ongezeglijke houding van de Zeeuwen. Zij hielden alleen hun eigen belangen in het oog en vergaten dat de toekomst van alle Noord-Nederlanders uiteindelijk het meest gebaat was bij een goede samen werking, zeker nu het Twaal^arig Bestand met Spanje in werking was getreden. Volgens De Groot was het een geluk bij een ongeluk dat de Zeeuwse steden intern en onderling sterk verdeeld waren. Zo konden zij in hun eigengereidheid geen vuist maken.34 Hugo de Groot diende als advocaat-fiscaal bij het Hof van Holland en Zeeland en de Hoge Raad, twee in Den Haag zetelende rechtsinstanties. Het was zijn taak als een moderne officier van justitie de belangen van beide provincies te verte genwoordigen in civiele en criminele zaken die voor Hof en Raad aangespannen werden. Dat betekende dat hij zich moest verdiepen in rechtskwesties over on roerend goed, bedijkingen, vaarwegen, tollen en het loodswezen, maar ook over strafzaken. Op deze manier kreeg hij te maken met het conflict rond de Goese predikanten Philippus en Petrus Lansbergen. Zij hadden zich veroorloofd vanaf de kansel en in persoonlijke gesprekken in verzet te gaan tegen de benoeming van een burgemeester, David van der Nisse (Vernissius), die zij ervan verdachten alleen in naam het gereformeerde geloof te belijden. Van der Nisse had al eerder, in 1607-1608, als burgemeester gediend en uit zijn benoeming was toen 'groote swaricheyt geresen. De ruzie ontbrandde in alle hevigheid in de zomer van 1612 352 32 J.M. Roof, De herleving van de stads- en landparochie van Ter Goes, 1 april 1615. In: Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland 5, 1979, 129. 33 F. van Ingen, Die niederlandische Nationalliteratur im Kontext der konfessionspolitischen Auseinandersetzungen auf der Wende vom 16. zum 17. Jahrhundert. In: Nation und Literatur im Europa der Frühen Neuzeit, (red.) K. Garber. Tübingen, 1989, 576-594, hier 588, met een citaat en vertaling van een fragment uit De Groots Latijnse brief. 34 Briefwisseling van Hugo Grotius, dl I, no. 170, aan Pierre Jeannin, 18 september 1609.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 354