bezat.52 Tijdens deze vergadering zochten de verzamelde predikanten naar een
oplossing, want de ruzie verziekte de sfeer in staat en kerk. In Goes bestond er
immers van de kant van de wereldlijke overheid een 'merkelijcke onwille' tegen
over het gedrag van de Lansbergens dat, althans volgens diezelfde overheid, haar
gezag ondermijnde en de gemeente tot oproer aanzette. De coetus ging zeer voor
zichtig te werk en hield voortdurend voeling met het stadsbestuur.53 Ook vader
en zoon Lansbergen werden gehoord; zij mochten stukken aandragen en de drijf
veren achter hun optreden uitleggen. Over de preken van Philippus velde de ver
gadering een genuanceerd oordeel: zij waren stichtelijk, maar ook onvoorzichtig,
gelet op de plaatselijke omstandigheden en de 'onwille' onder het stadsbestuur,
en daarom was het beter geweest als de predikant zich had ingehouden.54 In een
'Cort verhael, opgebouwd uit 28 artikelen, werden de ergernissen van de ma
gistraat opgesomd. Aan dit document voegden de Lansbergens vervolgens hun
verweer toe. Maar uiteindelijk liepen zelfs herhaalde pogingen tot verzoening op
niets uit en kon de vergadering niet om de conclusie heen: van de zijde van het
stadsbestuur bleef de 'onwille' virulent doorwerken. In zulke gevallen voorzagen
de Zeeuwse Kerkorde van 1591 en de uitleg van de relevante artikelen, vastgesteld
op een nadien te Veere gehouden provinciale synode, op ondubbelzinnige wijze.
Voor predikanten die met ernstige 'onwille' geconfronteerd werden, moest ont
slag uit de dienst (in dit geval in Goes) volgen, alsmede overplaatsing naar een
andere kerkgemeente waar deze 'onwille' niet zou rijzen. De officiële resolutie van
de coetus is gedateerd op 10 oktober 1613.55
De oude Lansbergen en zijn zoon moesten deze beslissing aanvaarden, maar
zij legden zich er niet bij neer, vooral ook omdat zij in de Goese burgerij veel
navolgers hadden. In feite voltrok zich een kerkscheuring, want de malcontenten
besloten voortaan te kerken in het nabijgelegen Kloetinge, waar een andere telg
uit de Lansbergen-familie, Philippus junior, als predikant werkzaam was. Boven-
Henk Nellen
359
52 Ibidem, 112-142, een fascinerend relaas over de voorzichtige, gewetensvolle manier waarop de
kerkelijke bestuurders het conflict tussen magistraat en geestelijkheid probeerden op te lossen.
Zie ook Classicale Acta, 1573-1620, dl IV, Provinciale Synode Zeeland. Classis Walcheren, 1602
1620. Classis Zuid-Beveland, 1579-1591, (red.) J. Bouterse. Den Haag, 1995, 215-217, 220-221 en
355.
53 Kort voordat de coetus bijeenkwam, schreef Hugo de Groot nog een bemoedigende brief aan
stadssecretaris Boudewijn de Witte, een Leidse studievriend. Zie Briefwisseling van Hugo
Grotius, dl XVII, no. 277A, d.d. 3 september 1613, uitgegeven op basis van het oorspronkelijke
handschrift in GA Goes, no. 3176.
54 Reitsma en Van Veen, Acta V, 128.
55 Ibidem, 130.