Sporen van Hugo de Groot dien gingen zij op de eerstvolgende provinciale synode in beroep tegen de beslis sing van de Goese coetus, en in een later stadium was er sprake van pogingen de Synode van Dordrecht tot een rechtsherstel over te halen.56 Omdat deze pogin gen faalden, waren Philippus en Petrus Lansbergen gedwongen op een andere manier in hun levensonderhoud te voorzien. De vader genoot een jaargeld van de Zeeuwse Staten dat hem in staat stelde zich als een privégeleerde aan de as tronomie en wiskunde te wijden en Petrus begon in Goes een medische praktijk. Opmerkelijk is wel de hardnekkigheid van de laatste, want in 1641 ontstond er een nieuwe strijd over de verhouding tussen kerk en staat. In deze polemiek, ook wel de Grallae-controverse genoemd, naar aanleiding van een aan Claude Saumaise toegeschreven schotschrift Grallae seu vere puerilis cothurnus sapientiae (Frane- ker, 1646), bracht Petrus Lansbergen de coetus opnieuw ter sprake en keerde hij zich op gloedvolle wijze tegen het ontslag van zijn vader en hemzelf omdat het om een grove aantasting van het recht zou gaan. Hij schrijft het ontslag toe aan de na-ijver van de predikanten op het Goese platteland die op de positie van hem en zijn vader zouden hebben geaasd.57 Joost van der Baan springt in Na deze uitweiding is het nodig naar het uitgangspunt terug te keren en vast te stellen dat in de ontrafeling en beschrijving van de zeventiende-eeuwse Goese competentiestrijd enkele leden van het Zeeuws Genootschap een belangrijke rol hebben gespeeld, ook omdat zij ervoor zorgden dat de vrucht van de historische onderzoekingen in Archief verschenen. Eerder werd al verwezen naar het artikel van A.A. Fokker over de Lansbergens. Hoe gedegen hij ook te werk ging, hij mis te toch belangrijk bronnenmateriaal dat elders bewaard werd. Hiervan kon hij slechts in een naschrift bij zijn artikel melding maken.58 Het lag natuurlijk voor de hand ook in Goes naspeuringen te verrichten. Uit een aan Lantsheer gerichte brief, bewaard onder de handschriften van het Zeeuws Genootschap, blijkt dat Fokker voor zijn artikel had geïnformeerd of de Goese predikant en stadsarchi varis, Rixtinus Arnoldus Soetbrood Piccardt, sinds 1863 lid van het Zeeuws Ge- 36o 56 De kwestie sleepte zich voort, omdat de beroeping van de vervanger van de Lansbergens, Abraham Happart, fel verzet opriep. 57 P. Lansbergen, Verantwoordinghe. Middelburg, 1647, 9, en idem, Index errorum coetus. Middel burg, 1648, 47-48 en passim. 58 Naschrift. In: A.A. Fokker, Philippus Lansbergen, 97-100. Fokker geeft niet aan waar hij het materiaal voor zijn epiloog aangetroffen had.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 362