tieve analyse van bronnen, past in een geleidelijke overgang naar een geschied
schrijving die zich als een zelfstandige discipline van het keurslijf van religie en
politieke overtuiging wilde losmaken en die, beoefend door professionele histori
ci, in de moderne twintigste-eeuwse natiestaat tot volle wasdom zou komen. Met
steun van het Zeeuws Genootschap droegen de Zeeuwse historici op lokaal en
regionaal niveau bij tot een streven dat de hiërarchische geordende traditionele
klassenmaatschappij openbrak en een leefwereld schiep waarin eigen verdienste,
en niet afkomst en traditie, de maatschappelijke positie en wetenschappelijke sta
tus bepaalde.70
Henk Nellen
365
70 Zie, voor gedetailleerde beschrijvingen van de algemene Nederlandse context, Het vaderlandse
verleden: Robert Fruin en de Nederlandse geschiedenis, (red.) H. Paul en H. te Velde. Amster
dam, 2010; H. Paul, De deugden van een wetenschapper. Karakter en toewijding in de geestes
wetenschappen, 1850-1940. Amsterdam, 2018, en A. Maas, Johan Rudolph Thorbecke's revenge:
Objectivity and the rise of the Dutch nation state. In: Epistemic virtues in the sciences and the
humanities, (red.) J. van Dongen en H. Paul. Cham, 2017, 173-193. Zie ook de bijdrage van Ad
Maas in deze bundel.