velles de la République des Lettres (Amsterdam, 1684). In het volgende stadium
stichtten de nieuwe genootschappen zelf hun periodieken, vaak Verhandelingen
genoemd.
We moeten echter oppassen voor een te formele of eenzijdige benadering.
In archieven en collecties zijn vele sporen te vinden van meer informele gezel
schappen die een brug slaan tussen de paar eeuwen waarin de rederijkers bloei
den en de opkomst van de geleerde of populairwetenschappelijke academies. In
haar diepgaand onderzoek naar genoot- en gezelschappen in zeventiende-eeuws
Rotterdam heeft Jori Zijlmans dat voor die stad duidelijk aangetoond. Er werd op
allerlei niveaus en in diverse domeinen met nieuwe vormen van genootschappe
lijkheid geëxperimenteerd waarvan uiteindelijk slechts enkele vormen standhiel
den. In feite valt er een doorgaande lijn te trekken door de eeuwen heen: samen
werking in gezelschappen of genootschappen, gezamenlijke oefening, praktijk of
uitvoering van kunst, kennis of wetenschap heeft in de loop van de tijd wisselende
vormen aangenomen, die pasten bij het sociaal-culturele klimaat van het moment
en bij de telkens weer veranderende eisen die in de samenleving aan kennis, kunst
en wetenschap werden gesteld.
De geleidelijke verdwijning van rederijkerskamers in Holland in de eerste de
cennia van de achttiende eeuw beantwoordt bijvoorbeeld aan de opkomst van
de 'konstgenootschappen' vanaf de zeventiende eeuw. Om het bestaan ervan te
rechtvaardigen ontwikkelen hun leden dan een historisch zelfbewustzijn, dat ze in
hun literatuur ook documenteren. De oprichting ervan wordt zelfs herleid tot de
hierboven al genoemde oudst bekende academie, het Consistori de la gaya sciensa
dat in de veertiende eeuw in steden als Toulouse en Barcelona literaire Jocs Florals
(Jeux Floraux) ging organiseren die door de eeuwen heen hebben standgehou
den. In een voortdurend veranderende politieke context geven de Jocs Florals tot
op de dag van vandaag een nieuwe vorm aan de artistieke, sociale en politieke
uitdagingen van het moment. Zo'n voortgaande ontwikkeling in een historische
continuïteit is, bijvoorbeeld, ook heel duidelijk traceerbaar in Den Haag. Het oude
Sint-Lucasgilde van de kunstenaars wordt daar in 1656 feitelijk vervangen door de
modernere Confrérie Pictura, die in 1847 op haar beurt weer plaats maakt voor de
beroepsvereniging Pulchri Studio, nog steeds gevestigd aan het Lange Voorhout.
Hoewel in Amsterdam al vanaf de jaren 1730 discussie- of oefengezelschap
pen van gelijkgezinde burgers of beroepsbeoefenaren kunnen worden getraceerd,
nog afgezien van de tegelijkertijd ontstane vrijmetselarij met haar loges, werd het
eerste grotere culturele genootschap van geleerde signatuur met een meer dan
Willem Frijhoff
35