Liberalisten en hygiënisten Fokker, De Man en de reanimatie van het Zeeuws Genootschap (1850-1900) er niet bij zitten. Samen met nog twee andere medici, Marinus Hendrik Dam me (1819-1889) en Leonardus Johannes de Marrée (1810-1875), trommelen ze zes tien Middelburgse artsen en heelmeesters op om de Vereeniging van Genees- en Heelkundigen in Zeeland in het leven te roepen. Anderhalf jaar later, op 20 de cember 1849 sluit deze club zich, na een fusie met geestverwanten uit Goes, als Afdeeling Zeeland aan bij de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (NMG), de naam waaronder de nationale vereniging door het leven zou gaan.2 Drie van de vier opstandige artsen: De Man, Fokker en De Marrée waren eveneens lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Ook daarbin nen vertegenwoordigden ze een nieuw geluid. In dat geval kwam het niet tot een breuk, maar wendden ze hun energie en nieuwe ideeën aan voor een hervorming van binnenuit, die het Genootschap nieuw leven inblies. Fokker en De Man zijn de hoofdrolspelers van dit artikel. Zij waren tijdens de hervormingen alomte genwoordige figuren in het Genootschap (dit gold minder voor De Marrée). De richting in de medische wereld die zij vertegenwoordigden blijkt veel te onthul len over de koers die het Genootschap inzette. En deze koers, zoveel is duidelijk, volgde de liberale modernisering van de Nederlandse staat en maatschappij. De bloeitijd van de geleerde genootschappen in Nederland lag in de decennia rond 1800, toen ze belangrijke brandpunten van het culturele en wetenschappe lijke leven waren. De geschiedschrijving van de geleerde genootschappen richt zich gewoonlijk op deze periode. Ook in het geval van het Zeeuws Genootschap hebben historici vooral de oprichting en de daarop volgende halve eeuw nauw gezet geanalyseerd. Minder duidelijk is hoe het ze verder verging in de sterk ver anderende negentiende-eeuwse maatschappij en wetenschappelijke wereld. Hoe slaagde een lokale club liefhebbers erin zich een nieuwe betekenis te verschaffen in een geïntegreerde natiestaat waarin techniek, wetenschap en cultuur steeds meer in de handen van experts en professionele instellingen belandden? In mijn Blaaubeenlezing in 2015 heb ik uiteengezet dat beantwoording van deze vraag inzicht kan bieden in de wijze waarop de opkomst van de negentien- de-eeuwse natiestaat de moderne wetenschapsbeoefening (dat wil zeggen zoals 368 2 Ibidem.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 370