terlijk.47 Blikvanger was de in 1882 door De Man en Nagtglas ontworpen 'Ouder
wetsche Kamer; een panoptisch ensemble van poppen in klederdracht, meubels,
serviesgoed en andere traditioneel Zeeuwse gebruiksgoederen.48 De conciërge
deelde toegangsbiljetten uit (25 cent regulier, 10 cent voor bezoekers uit kringen
van ambachtslieden of de 'werkenden stand'). Met een bezoekersgids ('catalogus')
voor 30 cent kon de bezoeker zijn eigen weg vinden. Het goed afschermen van
de objecten werd een belangrijk punt van zorg.49 Het museum, ooit een ontmoe
tingsplaats voor gelijkgestemden, één of twee 'handshakes' van elkaar verwijderd,
was nu een uitstalling van objecten voor anonieme cultuursnuivers.
De moderne wereld drong niet alleen via de publieksingang, maar ook door
de achterdeur het Genootschap binnen. Vanouds waren leden van geleerde ge
nootschappen onderdeel geweest van de vrije associatie van geleerden en ver
zamelaars die bekend stond als de Republiek der Letteren. Op het einde van de
eeuw maakte het Genootschap, terwijl private verzamelaars en amateurgeleerden
op de achtergrond verdwenen, steeds meer deel uit van een nationale infrastruc
tuur van musea en onderzoeksinstellingen, die collectiedelen uitwisselden en een
levendige interactie tussen de bijbehorende experts faciliteerden.50 Zo kreeg De
Marrée hulp van ene 'dhr. Ter Meer, eerste conservator van het museum te Lei
den' die de collectie vogels controleerde en enkele 'bedorven' exemplaren verving
door nieuwe.51 Wat later, aan het begin van de twintigste eeuw, lezen we over
een verzoek van datzelfde Leidse museum (namelijk het Rijksmuseum voor Na
tuurlijke Historie, nu Naturalis) aan de conservator zoölogie om een aangespoel
de vinvis te determineren en op te meten.52 De conservatoren voor de botanie
Walraven en Albertha Petronella Ogterop (1860-1936) stuurden ook regelmatig
Zeeuws plantenmateriaal naar het Rijksherbarium. Ietwat in de periferie van de
nationale, functionele ordening van musea en onderzoeksinstellingen vond het
Ad Maas
379
47 Heyning, Kunst of konst.
48 A.M. de Man, De Ouderwetsche Kamer sedert haar oprichting in 1882. In: 1769-1919 Gedenk
boek, 58-66.
49 Ontwerp-regeling voor het bezoeken der verzamelingen van het genootschap, 1888, ZA,
Archief KZGW, inv. nr. 142; zie ook: Heyning, Kunst of konst, 14.
50 Zie voor deze omslag: D. Philips, Acolytes of nature: defining natural science in Germany. Chi
cago, 2012.
51 Verslagalgemeene vergadering 1869-1874, 64. Bedoeld wordt hier Hermanus Hendrikus ter
Meer (1838-1917).
52 Catalogi en lijsten van aanwinsten van zoölogische aard 1903-1922. ZA, Archief KZGW,
inv.nr. 163