Liberalisten en hygiënisten
Fokker, De Man en de reanimatie van het Zeeuws Genootschap (1850-1900)
Genootschap haar bestemming als verzamelplaats en expertisecentrum van de
eigen Zeeuwse omgeving.53
Dit laatste kwam ook tot uitdrukking in de visie die De Man ontvouwde op de
positie van het Genootschap in de wetenschappelijke wereld. Uit een toespraak
die hij in 1895 hield als voorzitter van het Genootschap bleek dat die bovenal
uitermate bescheiden was. Het was de vraag of het Genootschap het woord 'We
tenschappen' in haar naam wel waardig was: 'en daarom glimlachen wij zelven wel
eens, als wij ons afvragen: waar zijn toch die wetenschappen!.54 Niettegenstaande
alle noest geclassificeerde verzamelingen, en alle gedegen historische studies, hoe
voorbeeldig ook uitgevoerd, was het Genootschap toch niet meer dan de slippen-
drager van de ware wetenschap, zo lezen we tussen de regels door. Deze voltrok
zich kennelijk per definitie op de universiteiten en in grote nationale musea. In
de inleiding op de naamlijst van de zoölogische collectie verwoordde De Man dit
als volgt: 'Overigens beoogt het genootschap ook met deze verzameling niet zoo
zeer den schijn van eene wetenschappelijke collectie te bezitten het poogt
langzamerhand die producten uit het dierenrijk bijeen te zoeken, welke gerekend
kunnen worden tot de Fauna van Zeeland.55' Het was de nederige taak om, dienst
baar aan de ware wetenschap, de niche Zeeland zo grondig en stelselmatig mo
gelijk volgens wetenschappelijke standaarden in kaart te brengen. De Man bezag
de wetenschappelijke wereld als een organisch geheel met vitale organen en on
dersteunende delen. Het Zeeuws Genootschap behoorde tot de laatste categorie.
Hoewel ze - zoveel is duidelijk - niet de enige hervormers waren, behoorden De
Man en Fokker tot de drijvende krachten achter de transformatie van het Zeeuws
Genootschap. Vanaf het moment dat ze hun entree maakten (Fokker in 1841, De
Man in 1845) waren ze alomtegenwoordig. Ze waren actief als verzamelaar en
conservator, gaven voordrachten, publiceerden in het Archief, er kon geen com
missie worden ingesteld of ze staken hun vinger op, ze doken op in het Uitvoerend
Bestuur en waren beiden voorzitter (Fokker zelfs tot drie keer toe).
Bij het werk van de conservatoren aan de verwaarloosde collecties had Fokker
het oppertoezicht gevoerd. Fokker was, aldus zijn vriend De Man, 'orde en re
gelmaat verpersoonlijkt, en in die zin al een belichaming van de stijf in het gelid
geplaatste collectie-inventarissen waarin het achterstallige onderhoud uitmond-
38o
53 Mennema, Zeeuwsch herbarium, 5-6.
54 Polman Kruseman, Levensbericht De Man, lxxxvi.
55 De Man, Zoölogische aard, 5-6.