Liberalisten en hygiënisten
Fokker, De Man en de reanimatie van het Zeeuws Genootschap (1850-1900)
zomin geneeskundige kennis opdeed als mensenkennis op een volle marktplaats.
'[H]et is niet het veel zien, maar het goed zien dat de ware ondervinding geeft, zo
gaf hij zijn gehoor mee.59 Het verhinderde De Man niet de trein te pakken naar de
leidende klinieken van de toenmalige geneeskunde.
Vooral Parijs zette de toon voor een nieuw soort geneeskunde, die het voordeel
van de grote aantallen ten volle benutte. Tienduizenden beschikbare patiënten
maakten talloze diagnoses aan het ziekbed en autopsies op overleden patiënten
mogelijk. Uit de resulterende getallenreeksen ontwaarden scherpzinnige artsen
de contouren van algemene ziektepatronen die in de traditionele, op individuele
gevallen gerichte geneeskunde in een mist van persoonlijke nuances waren blij
ven hangen. Statistiek werd een belangrijk wapen van de medische wetenschap.
De algemene eruditie en boekenwijsheid waarmee artsen traditioneel waren uit
gerust om hun patiënten te diagnosticeren, hadden hier weinig nut. Symbool van
de nieuwe, 'objectieve' geneeskunde werd de stethoscoop, een uitvinding uit 1816
van Théophile Hyacinthe Laennec (1781-1826). Niet het subjectieve klachtenre
laas uit de mond van de patiënt, maar de onloochenbare signalen uit het lichaam
- de geluiden van de ademhaling, de bloedstromen bij het hart - verraadden de
aard van de aandoening.60
De Man had in Parijs gezelschap van zijn vriend Johan Christiaan Gottlob
Evers (1818-1886), die enkele jaren daarna met Ramaer en Gustaaf Eduard Voor
helm Schneevoogt (1814-1871) de NMG in het leven riep en later Thorbeckes raad
gever op medisch gebied werd. De Man schreef lange brieven naar huis waarin
de zintuiglijke indrukken over elkaar heen buitelden: de kou in zijn studentenka
mer, de smaak van gesuikerde spinazie, de ruim opgezette Weense straten, lokale
eetgewoonten, het stof dat opdwarrelt onder paardenhoeven en rijtuigen.61 De
Man was geen traditionele geleerde van klassieke contemplatie. Hij was 'weinig
geneigd zich over te geven aan bespiegelingen omtrent bovennatuurlijke zaken,
welke naar zijn meening buiten het bereik der menschelijke kennis vielen'.62 De
Mans werkelijkheid was die van de direct waarneembare buitenwereld.
382
59 W. Otterspeer, Groepsportret met dame III. De werken van de wetenschap. De Leidse universi
teit 1776-1876. Amsterdam, 2005, 293.
60 R. Porter, The greatest benefit to mankind: a medical history of humanity. New York, Londen,
1997, 304-347.
61 Delen van deze brieven worden aangehaald in: Polman Kruseman, Levensbericht De Man.
62 Ibidem, cxvii.