De Man wilde zich ergens in het midden van het land als arts vestigen, maar een kwaal van zijn vader noopte hem zijn beroep in Middelburg te gaan uitoefenen. Hij trad er in het huwelijk met een domineesdochter en kreeg een zoon en twee dochters die op hun beurt actief waren binnen het Zeeuws Genootschap. Sinds 1888 was het Genootschap opengesteld voor vrouwen - iets waarmee De Man na enige aarzeling instemde.63 Niet minder dan zijn wat oudere kompaan Fokker stortte hij zich op tal van nevenactiviteiten. Behalve zijn bemoeienissen met het Genootschap, De Harmonie (niettegenstaande de eerdere breuk was hij op latere leeftijd, vanaf 1889, directeur van de medische leesclub), en de afdeling Zeeland van de NMG, was hij ook stadsgeneesheer (van 1845 tot 1859) en sneed hij (tussen 1853 en 1866) als lector anatomie op de Geneeskundige School voor zijn studen ten talloze lijken in stukken. Intussen zag de ene na de andere beschouwing het licht, of het nu ging over de geschiedenis van de Zeeuwse geneeskunde, een pale ontologische vondst of de oorsprong van Middelburg. Hoezeer het schrijven hem in het bloed zat, bleek toen hij in zijn laatste jaren zijn zicht verloor. Onvermin derd bleef hij bladen volschrijven, waarop de woorden en zinnen kriskras door elkaar hun weg over het papier zochten.64 Van Fokker is bekend dat hij de 'liberale beginselen' was toegedaan, en alles wat de stoïcijnse De Man deed en voorstond ademde eveneens de liberale gees tesgesteldheid van ratio en rede, en het vaste voornemen om alle ancienrégi- me-achtige rudimenten die de vooruitgang belemmerden uit de weg te ruimen. Beide heren deelden een ironisch gevoel voor humor en de bravoure van het ac tivistische liberalisme uit die dagen. Het leed geen twijfel dat de toekomst aan hen was - zelfbewust droegen ze dit uit in woord en gebaar. Met onverholen spot schreven ze over voorgangers uit minder verlichte tijden, waar deze de toets der wetenschappelijkheid niet konden doorstaan. De wetenschap die beide artsen voorstonden was streng, systematisch en wars van speculatie en elke vrijblijvend heid. Ondanks hun 'speelse luim' en 'ironische scherts' vatten Fokker en De Man hun taken bloedserieus op: de liberale burgerzin van die tijd had ernst, plichts besef en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel staan.65 Fokker was een man Ad Maas 383 63 D. Sturkenboom, De elektrieke kus. Over vrouwen, fysica en vriendschap in de 18de en 19de eeuw. Amsterdam, Antwerpen, 2004, 236-240. 64 Polman Kruseman, Levensbericht De Man. 65 H. te Velde, Gemeenschapszin en plichtbesef. 's-Gravenhage, 1992; S. Stuurman, Wacht op onze daden: het liberalisme en de vernieuwing van de Nederlandse staat. Amsterdam, 1992.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 385