mens van de koning om deze onder het staatsbestuur te brengen liepen even
eens stuk op het verzet van de lokale regenten en kerkbesturen. Een nationaal
medisch-wetenschappelijk debat dat de lokale bevindingen naar een hoger plan
kon tillen, kwam in het versnipperde medische landschap niet van de grond. Het
gevolg was een tekortschietende gezondheidszorg en een onheldere verdeling van
bevoegdheden van het geneeskundig bestuur, waarin artsen zelf naar alle schijn
maar weinig in de melk hadden te brokkelen. Verandering was alleen mogelijk als
ze samen met de staat de handen ineen zouden slaan en de invloed van de lokale
machthebbers konden inperken.70
Vanaf ongeveer 1840 trokken vooruitstrevende medici ten strijde tegen deze
toestand (onder hen bekende namen als Ramaer, Voorhelm Schneevoogt, Jan Pie-
ter Heije (1809-1876) en Gerrit Jan Mulder (1802-1880)). De staat moest de teugels
van het geneeskundig bestuur en onderwijs stevig in handen nemen, en zorgen
voor centralisatie, uniformering, transparantie en een heldere verdeling van be
voegdheden. Iedere medicus moest dezelfde opleiding krijgen. Staatscommissies,
bestaande uit medici, dienden de examens af te nemen. Alle werkzaamheden van
het geneeskundig bestuur moesten openbaar zijn. Over de organisatie van het
nationale bestuur verschilden de meningen, maar uiteindelijk kreeg de liberale
visie de overhand voor een kernachtig geneeskundig staatsbestuur en een medi
sche beroepsgroep die onafhankelijk daarvan de geneeskundige wetenschap en
de volksgezondheid propageerde.71
Het is duidelijk dat de jonge artsen nationaal dachten. Ook de oprichting van
Ramaer c.s. van de NMG, een onafhankelijke, nationale vereniging, was een po
ging om het lokale te ontstijgen. Deze vereniging ontplooide, zoals de liberale visie
voorschreef, eigen initiatieven ter bevordering van de medische wetenschap en de
openbare hygiëne, en behartigde de groepsbelangen der medici. In tegenstelling
tot De Harmonie sloten diverse bestaande genootschappen zich wel bij het plan
aan.72 Ook richtten enthousiastelingen op lokaal niveau nieuwe geneeskundige
verbanden op om zich bij de landelijke beroepsvereniging aan te sluiten, zoals
de Vereeniging van Genees- en Heelkundigen in Zeeland van Fokker, De Man
en De Marrée. De Zeeuwse afdeling van de NMG werd één van de actiefste van
het land. IJverig togen de leden aan het werk om de Zeeuwse volksgezondheid te
stimuleren: ze brachten vaccinatiegraad en voedingspatronen in kaart, riepen een
72 Ibidem.
Ad Maas
385
70 Ibidem.
71 Ibidem, 71-96.