Liberalisten en hygiënisten
Fokker, De Man en de reanimatie van het Zeeuws Genootschap (1850-1900)
ziekenfonds in het leven, wilden een badhuis realiseren, organiseerden lezingen
en vergaderingen, voerden autopsies en lijkopeningen uit, legden een bibliotheek
aan en adviseerden gemeentebesturen over het invoeren van hondenbelasting te
gen hondsdolheid, et cetera.73 Haast als vanzelfsprekend namen De Man en Fok
ker in tal van commissies plaats. Fokker was in 1853-1854 zelfs voorzitter van de
NMG.
De Harmonie, of in elk geval een meerderheid daarbinnen, had zich ter wille
van de lieve vrede niet achter Ramaers plan geschaard. Het leesgezelschap bracht
diverse medische beroepsgroepen bijeen en de belangentegenstellingen die de
landelijke discussies aanwakkerden, konden het gemoedelijke wijn- en theedrin
ken wel eens in het geding brengen. Daarnaast wantrouwden sommigen de po
litieke motieven van de initiatiefnemers in tijden waarin het oproer kraaide en
de anarchie dreigde.74 Nog niet een derde van de Nederlandse geneeskundigen
verenigde zich binnen de NMG. We mogen stellen dat De Man, Fokker en De
Marrée tot de progressieve vleugel van de Nederlandse medici behoorden. De
Man was zelfs al van meet af aan betrokken geweest bij de medische hervormin
gen. Behalve met zijn studievriend Evers, had hij al eerder in contact gestaan met
Ramaer. Deze had hem eens voorgesteld samen een tijdschrift voor psychiatrie op
te richten (De Man sloeg het aanbod af).75
De sympathisanten van de NMG behoorden tot de 'hygiënisten; een poli-
tiek-wetenschappelijke stroming die niet alleen de medische organisatie op de
korrel nam, maar ook een andere wetenschappelijke benadering van ziekte en
(volks)gezondheid voorstond. De hygiënisten keerden zich tegen de aprioristi-
sche speculaties over de verbanden tussen ziekten en omgeving van de oudere
geneeskunde. Over oorzaak en aard van ziekten wensten de hygiënisten niet te
speculeren. In plaats daarvan brachten ze met statistische methoden correlaties
aan het licht tussen ziekten en leefomstandigheden. Ze maakten op kaarten de
verspreiding van ziekten zichtbaar, en relateerden deze aan lokale voedingspatro
nen, bodemgesteldheid, stedelijke vervuiling, drinkwaterkwaliteit, huisvesting en
sanitaire voorzieningen. Op basis hiervan stelden ze hygiënistische maatregelen
voor om de toestand te verbeteren. Ze wilden meer dan zieken behandelen. Ze
wilden genezen en voorkomen, en riepen de overheid op de leefomstandigheden
in de steden te verbeteren.
386
73 De Man, Geschiedenis afdeling Zeeland.
74 Ibidem, 84.
75 Polman Kruseman, Levensbericht De Man, lxvi.