gen, lokale inbreng ook van betekenis te zijn voor een groter nationaal geheel. Van
belang daarbij was dat Zeeuwse symbolen als de door De Man verzamelde kleder
drachten uitgroeiden tot onlosmakelijk deel van zowel de regionaal-Zeeuwse als
de nationaal-Nederlandse identiteit, een ogenschijnlijke paradox die voortkomt
uit het feit dat een staat in de regionale diversiteit zijn identiteit vindt (eenzelfde
dubbele identiteit geldt bijvoorbeeld voor de landschappelijke kenmerken en geo
grafie van het deltagebied of de Deltawerken).88
Ook de gerichtheid op volledigheid in plaats van het verzamelen van objec
ten met een individuele bijzonderheid, valt te bezien vanuit de opkomst van de
natiestaat. Wetenschapshistoricus John Pickstone heeft beschreven hoe staats
vorming de kijk op kennis en wetenschap ('ways of knowing') veranderde. In zijn
terminologie verschoof tijdens de hervorming van het Genootschap de kernvraag
bij de duiding van de collectie van 'What have I got?' (antwoord: een grote aard
appel) naar 'What is there?' (alle vogelsoorten in Zeeland). Volgens Pickstone trad
de eerste kernvraag op de voorgrond in het geval van lekenpatronage (hier de
directeuren) voor wie gedienstige geleerden (de leden, de mededingers bij een
prijsvraag) de vraag beantwoordden, en daarmee de rijkdom en smaak van de
'patron' onderstreepten en de lof over Gods Creatie bezongen. Bij de geneeskun
de vertaalde 'What have I got?' zich in de ingehuurde arts die zijn welgestelde
patiënt vertelde wat hij mankeerde.89 Toen na 1800 de grote klinieken opkwamen,
met name in het Parijs en Wenen waar de jonge De Man ronddwaalde, ontstond
de praktijk van artsen die grote aantallen patiënten op specifieke eigenschappen
onderzochten om ziektepatronen te ontwaren, en zo 'What is there?' te achter
halen. Pickstone noemt in dit kader ook het volksgezondheidsonderzoek van de
hygiënisten.90 De hoofdvraag 'What is there?' hing samen met de opkomst van de
natiestaten (allereerst in Frankrijk) in de negentiende eeuw die niet alleen de kli
nieken, maar ook institutionele collecties en nationale musea in het leven riepen.
Ad Maas
391
88 A. de Jong, De dirigenten van de herinnering: musealisering van de volkscultuur in Nederland
1815-1940. Nijmegen, 2001, 28.
89 Deze 'biographical medicine' maakt uiteraard nog steeds deel uit van een artsbezoek: Picksto-
ne onderscheidt een opeenvolging 'ways of knowing', die behoren bij verschillende socio-poli-
tieke ordeningen, waarbij de nieuwere 'way of knowing' de oudere echter niet geheel verdringt.
90 J.V. Pickstone, Museological science? The place of the analytical/comparative in nineteenth-
century science, technology and medicine. History of science, nr. 32, 1994, 111-138.