protectoraat aan. Als een echt Frans staatsman, doordrongen van hiërarchisch denken en behoefte aan centraal gezag, interpreteerde deze dat nog dezelfde dag als een 'perpetueel presidium'. Geen eenvoudig beschermheer dus, maar actief voorzitter. Desondanks was het niet de Hollandse Maatschappij die even later tot nationale Academie van de Noordelijke gewesten werd verheven - misschien wel omdat het private karakter van dat genootschap lijnrecht tegenover de gedachte van dienstbaarheid aan het staatsbestel stond die de Franse instellingen, in het bijzonder het centrale Institut de France, kenmerkte. Toen koning Lodewijk op 4 mei 1808 het Koninglyk Instituut van Wetenschap pen, Letterkunde en Schoone Kunsten oprichtte, de rechtsvoorganger van de Ko ninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, gaf hij het als 'hoofdoog merk' mee Naast die internationale kennisuitwisseling, waarbij op de achtergrond de sug gestie meezong dat de in Franse ogen slaperige Nederlandse wetenschap wel een buitenlandse oppepper kon gebruiken, moest het nieuwe Instituut de regering adviseren zo vaak zij dat vroeg, en de samenleving van nut zijn wanneer dat van pas kwam. De in de negentiende eeuw diep ingewortelde afkeer van de Bataafs-Franse tijd heeft ervoor gezorgd dat de nieuwe instellingen uit die periode lang in een omfloerst diskrediet hebben gestaan, alsof zij niet meer dan een dictaat van de be zetter zouden zijn geweest. Ontegenzeglijk had het Koninklijk Instituut zichtbare trekken van zijn Franse evenknie, het Institut de France, met haar twee kroonju welen, de Académie franqaise voor de alfawetenschappen, en de Académie des Sciences voor de bèta's. Maar Lodewijks hoofdoogmerk was geen eng nationaal instituut doch zocht juist aansluiting bij, en zo nodig een krachtmeting met de internationale wetenschap, die toen al zeker even zoveel Duits en Engels was als Frans. Bovendien was Lodewijk een bezetter die zich met Nederland had ge- identificeerd. Zijn scheppingen waren een mengeling van Franse beleidsdrang en traditionele Nederlandse wetenschapsorganisatie. Het Koninklijk Instituut stond 38 Genootschappen en academies: een lange geschiedenis dat het zich op het voetspoor der voornaamste geleerde Genoodschappen der onderscheidene Landen van Europa bezig houde met het volmaken der Weten schappen en Kunsten om derzelver vorderingen in het Ryk by Buitenlanders bekend te doen worden, en uitvindingen of vorderingen elders gemaakt hier te Lande in te voeren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 40