Genootschapsleden, Epistemische hiërarchie en professionalisering Dat middenklassers als Johannes op basis van verdiensten hun sociale positie we ten te verbeteren, verklaart de eerder beschreven opkomst van de strategic elite waar ook de familie De Wind toe ging behoren. De bovenklasse is immers door de toegenomen sociale mobiliteit steeds meer genoodzaakt om vaardigheden te verwerven en deze in te zetten ter bescherming van haar elitaire positie. Johannes de Man sterft in 1856 aan bronchitis. Over De Mans moeder is met uitzondering van haar nogal on-Nederlands klinkende achternaam, Maria Elisa beth Tauscher, weinig te vinden. Johannes Cornelis beschrijft haar als een 'niet geheel onbemiddelde wees, die op de Markt [in Middelburg] haar eigen huis bezat'.45 Deze gunstige financiële omstandigheden, in combinatie met de pres taties van zijn vader, doen De Man als het ware in een hoger milieu opgroeien dan zijn vader enkele decennia daarvoor. Schoute omschrijft deze transitie als volgt: 'waarschijnlijk voorzien van de erfelijke eigenschappen van dezen vader, met diens voorbeeld voor ooge, staande op een hooger maatschappelijk niveau, en dankzij de niet geheel onbemiddelde moeder ook financieel beter gesteund, is De Man onder gunstige omstandigheden zijn wetenschappelijk leven ingegaan.'46 Dit wetenschappelijk leven begint met het volgen van een hoge opleiding. Volgens Polman-Kruseman bezocht De Man na de lagere school eerst de Franse school en daarna de Latijnse school. Alhoewel de Franse scholen waren opge richt als praktijkgerichter alternatief voor het voortgezet onderwijs zoals dat op Latijnse scholen werd gegeven, kon het soms ook dienen als bovenbouw van het basisonderwijs.47 Dit laatste lijkt dus bij De Man het geval geweest te zijn. In 1836 behaalde De Man het gymnasiumdiploma summa cum laude, waarna hij medicij nen ging studeren aan de universiteit in Leiden. Hier behaalde hij eind 1839 zijn kandidaatsbul, wederom summa cum laude. Vervolgens promoveerde hij, zoals in die tijd een voorwaarde was voor het beoefenen van de geneeskunde in al haar facetten, driemaal: op 13 juni 1841 tot doctor in de geneeskunde, op 20 december 1841 in de verloskunde en op 10 oktober 1842 in de chirurgie.48 In 1841, tussen zijn 4o6 45 De Man, De geneeskundige school te Middelburg, 24-25. 46 Schoute, Het wetenschappelijk leven van dr. J.C. de Man, 2. 47 W. Frijhoff, Crisis of modernisering? Hypothesen over de ontwikkeling van het voortgezet en hoger onderwijs in Holland in de achttiende eeuw. In: Holland, regionaal-historisch tijdschrift, nr. 17, 1985, 50. 48 M.J. van Lieburg, De medische beroepsbevolking ten plattelande gedurende de 19e eeuw. Een onderzoek betreffende het Beneden-Maasgebied (1818-1865). In: Tijdschrift voor de geschiede nis van de geneeskunde, natuurwetenschappen, wiskunde en techniek, 8.3, 1985, 135; G.A. Lin deboom, Geschiedenis van de wetgeving op het gebied van de artsenopleiding, het artsexamen en het artsdiploma. In: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 122.46, 1978, 1818-1819.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 408