Toch is deze bescheidenheid misschien ook deels retoriek, die niet noodzakelij
kerwijs betekent dat de afstand die De Man hiermee construeert ook daadwerke
lijk zo groot was. De Man had geen academische opleiding in de craniologie geno
ten, maar toch kon hij deelnemen aan het internationale craniologische discours.
Hij correspondeerde tegen het einde van zijn leven, rond de eeuwwisseling van
1900, over craniologische vraagstukken met vooraanstaande buitenlandse weten
schappers als de Brit John Beddoe (1826-1911) en de eerder genoemde Amerikaan
William Z. Ripley.53 Dat De Man het intellectuele contact met gerenommeerde
wetenschappers niet schuwde, blijkt ook uit een opmerking in Bijdrage tot de
Kennis van den schedelvorm in Walcheren: 'ik wensch aan deze mededeeling, of
schoon zelf geen historicus of archaeoloog zijnde, toch eenige gedachten te knoo-
pen, over hetgeen de wetenschap van anderen heeft geopperd omtrent Zeelands
verleden.54 Dit alles toont aan dat, hoewel er wel een beeld bestond van een epis-
temische hiërarchie waarin de historicus of archeoloog boven de hobbyist stond,
er toch moeilijk gesproken kan worden van een onoverbrugbare scheiding tussen
amateurs en professionals.
Bij deze relatief flexibele epistemische hiërarchie past een zekere mate van so
ciale mobiliteit, zoals die onder andere in de familiegeschiedenis van De Man
zichtbaar werd. De Man was op 4 juli 1849 getrouwd met Neeltje Elisabeth Ka
merman, een dochter van een hervormd predikant uit Kloetinge. Omdat een aca
demische opleiding voor predikanten vereist was, en er voor de predikantenoplei
ding meestal in de hogere klassen werd gerekruteerd, lijkt het aannemelijk dat De
Man binnen de bovenklasse trouwde.55 Het echtpaar vestigde zich in de St. Pieter
straat in Middelburg, en kreeg drie kinderen, waaronder Maria de Man, die later
ook als curator binnen het Genootschap actief zou worden. Het gezin ging niet al
leen qua aanzien, maar ook op financieel gebied tot het bovenste segment van de
Middelburgse samenleving behoren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat zoon
Johannes Govertus (1850-1930) in 1883 zonder financiële obstakels ontslag kon
nemen als conservator van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden,
om zich vervolgens te wijden aan onbetaald zelfstandig biologisch onderzoek. Hij
Douwe Schipper
409
53 Zeeuws Archief, Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, inv. nrs. 340, 'Crani-
ologica', bundel overdrukken van artikelen door dr. J.C. de Man, met meegebonden ingekomen
stukken, foto's, tekeningen en situatiekaartjes, 1865-1895.
54 J.C. de Man, Bijdrage tot de kennis der schedelvorm in Walcheren. In: ZA, inv. nrs. 26, fol. 340,
7.
55 D.J. Bos, In dienst van het koninkrijk: beroepsontwikkeling van hervormde predikanten in ne-
gentiende-eeuws Nederland. Amsterdam, 1999, 366.