dersteunde tijdens zijn promotieonderzoek door hem onderzoeksmateriaal uit te lenen. Toch ondervond hij vanuit de universiteiten, in de woorden van Beeftink, over het algemeen een 'gebrekkige ondersteuning en soms zelfs [een] afwijzende houding.67 Dit zien we al in de verhouding met Van Regteren; hoewel de relatie tussen de twee wederzijds coöperatief was, was het Van Regteren vooral te doen om het materiaal van Brakman, en toonde hij geen interesse in zijn intellectuele adviezen. Een ander voorbeeld is Brakmans verstandhouding met dr. H.C. Blöte, curator van het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie te Leiden. Brakman had Cardita's naar Blöte opgestuurd en hem daarbij verzocht te assisteren bij het de termineren. Blöte weigerde dit echter. Volgens Brakman vond Blöte het maar 'mallootig, dat ik zelf tracht te determineren.68 Ook laat Blöte na de opgestuurde schelpen terug te sturen. Hoewel Brakman zich daar aanvankelijk enigszins geër gerd over toont ('ik zou de schuldige wel eens willen dooreenrammelen')69, lacht hij het voorval uiteindelijk weg ('arme Blöte, schuilevinkje te moeten spelen voor een dorpsschoolmeester').70 Brakmans stugge relatie met het professionele domein duidt op een rigide epistemische hiërarchie. Het ontbrak Brakman aan de epistemische mobiliteit die benodigd was om volwaardig gerespecteerd te worden in professionele kringen. En dat had niets te maken met een kennisgebrek. Het kwam waarschijnlijk eerder doordat hij het officiële opleidingstraject tot professioneel wetenschapper niet had doorlopen. Het moge duidelijk zijn dat Brakman leefde in een samenleving waarin een hyperformele omgang de norm was. Daarbinnen speelden instituti onele vereisten, zoals een universitaire opleiding, een doorslaggevende rol. Dit zou bijvoorbeeld ook kunnen verklaren waarom het niet in Brakman opkwam om zich verdedigend of vijandig op te stellen tegenover de predikant in Nieuw en Sint Joosland tijdens de genoemde 'schoolstrijd, of waarom hij relatief mild reageert op Blöte, die weigert de Cardita's terug te sturen. Hij had simpelweg de autoriteit niet om zich veeleisend op te stellen tegenover iemand met de instituti onele status van een geestelijke of een wetenschapper. Er was, met andere woor den, een scheiding tussen amateurs en professionals ontstaan. Niet alleen Brakmans gebrek aan opleiding, ook zijn 'eenvoudige' afkomst an sich speelde een rol in zijn ingewikkelde verhouding met professionele malaco- 414 Genootschapsleden, Epistemische hiërarchie en professionalisering 67 Beeftink, Cornelis Brakman, 166. 68 ZA, KZGW, inv.nr. 399.3, brief van 30-1-1930. 69 Ibidem. 70 ZA, KZGW, inv.nr. 399.3, brief van 26-5-1930.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 416