Klaas van Berkel van zijn studie. Uiteindelijk zou hij pas in 1913, 34 jaar oud, het doctoraalexamen afleggen, tien jaar na zijn kandidaats!28 Ondertussen verdampte bij de Hollandse Maatschappij de steun voor een in tegrale uitgave van het journaal van Beeckman. Bosscha's aanvankelijke enthou siasme werd al snel minder toen hij tot de ontdekking kwam dat Beeckman wel iswaar een lijst had aangelegd van de manuscripten van Stevin die nog bij diens weduwe in Hazerswoude berustten, maar dat hij geen van die manuscripten in zijn journaal had overgeschreven. Ook was Bosscha bepaald ontstemd dat De Waard op grond van een passage in het Journaal van Beeckman de eer van de uitvinding van de telescoop wilde toeschrijven aan 'een Italiaan. In een lange brief aan Favaro van 31 augustus 1906 legde De Waard uit wat er gebeurd was. Tijdens de druk van het werk had De Waard een deel van de drukproeven naar Bosscha in Haarlem gestuurd omdat hij daarin een passage uit het journaal van Beeck- man citeerde en dat citaat wilde vergelijken met het origineel, dat echter nog bij Bosscha in Haarlem lag. Uit dat fragment van het boek had Bosscha begrepen dat De Waard de eer voor de ontdekking van de telescoop wilde toeschrijven aan een verder onbekende Italiaan, niet aan Jansen of Lipperhey. Dat schoot hem, Bosscha, in het verkeerde keelgat. De Haarlemse geleerde was, zoals Korteweg al eerder had uitgelegd aan De Waard, ook in wetenschappelijk opzicht zeer natio nalistisch en achtte bijvoorbeeld Simon Stevin een veel betere natuuronderzoeker dan Galileï. Hij wilde dus niet accepteren dat de telescoop een Italiaanse en geen Nederlandse vinding was, zoals hij ook eerder (De Waard had daar zijdelings mee te maken gehad) niet wilde accepteren, tegen alle bewijzen in, dat Descartes onaf hankelijk van de Nederlandse wiskundige Willibrord Snellius de brekingswet had gevonden. De Waard had sinds dat verzoek om het citaat van Beeckman tegen het origineel te vergelijken niets meer van Bosscha vernomen en de correspondentie verliep voortaan via Korteweg. Deze nam het geval nogal laconiek op: zo is Bos scha nu eenmaal, hij zal het op den duur wel moeten slikken, liet hij De Waard weten. Maar De Waard voelde toch de behoefte om Favaro uit te leggen dat hij 433 28 Hoe lang De Waard in Den Haag heeft gewoond is niet heel duidelijk. In de ledenlijst van het Zeeuws Genootschap staat hij nog in 1909 genoteerd als woonachtig in Den Haag, maar in de jaren daarna werd steeds Middelburg als woonplaats opgegeven. Dat betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat hij daadwerkelijk in Middelburg woonde, want toen hij later leraar was geworden in Winschoten, gaf hij nog steeds Middelburg als woonplaats op. Ook in de tijd dat De Waard in Amsterdam woonde, gaf hij nog wel eens als adres Abdij 53 te Middelburg op, waar het archief zat. Kennelijk beschouwde hij het archief als een soort 'post restante'.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 435