Praktisch gelijktijdig met Habermas maar in het geheel niet door hem geïnspi reerd, onderzocht de Franse historicus Maurice Agulhon de grote variëteit aan niet-religieuze verenigingen, broederschappen en vrijmetselaarsloges die in de loop van de achttiende eeuw waren ontstaan.3 Volgens Agulhon waren die se culiere verenigingen een voorbode van de nieuwe tijd en legden ze de grondslag voor de politieke verenigingen ten tijde van de Franse Revolutie. Van hem is ook de term 'sociabiliteit' afkomstig die sindsdien het nieuwe veld omvat. Een derde pionier was de Amerikaan Roger Hahn. In 1971 publiceerde hij een fundamentele studie over een van de belangrijkste wetenschappelijke genootschappen van het Ancien Regime, de Parijse Académie des sciences. Hij liet zien hoe wetenschap en politiek verknoopt waren en het systeem van wetenschapsbevordering in de praktijk functioneerde.4 De Franse onderzoeker Daniel Roche tenslotte voegde een belangrijke dimensie aan dat onderzoek toe.5 Hij benutte de provinciale ge nootschappen van kunsten en wetenschappen waarvan Frankrijk er in de acht tiende eeuw vele kende, als instrument om zicht te krijgen op de belangstelling voor wetenschap en Verlichting. Die genootschappen en academies zag hij als verzamelplaatsen voor het nieuwe Habermasiaans publiek en de publicaties van deze organisaties als ideale bronnen voor hun denkbeelden.6 Dankzij deze auteurs heeft de sociaalwetenschappelijke benadering van cul tuur, wetenschap en Verlichting een grote vlucht genomen. Historici ontdekten tegelijkertijd de lezer en praktisch parallel aan de studie van de sociabiliteit ont wikkelde zich het onderzoek van leesbibliotheken, leesgezelschappen en boek handelsarchieven. Dit soort onderzoek maakte duidelijk dat wetenschap, Verlich ting en het debat daarover tot diep in de sociale piramide waren doorgedrongen, al was de buitengrens van dat nieuwe publiek niet groter dan 15% van de bevol king. De groep actieve lezers en genootschapsleden was zelden meer dan 5%.7 44 Genootschappen, prijsvragen en een wenkend perspectief 3 M. Agulhon, La sociabilitié méridionale. Confréries et associations dans la vie collective en Provence orientale a la fin du 18e siècle. Aix-en-Provence, 1966; idem, Pénitents et Francs- Mafons de lancienne Provence. Essai sur la sociabilité méridionale. Parijs, 1968. 4 R. Hahn, The Anatomy of a Scientific Institution, the Paris Academy of Sciences, 1666-1803. Londen, 1971. 5 D. Roche, Milieux académiques provinciaux et société des Lumières. In: F. Furet (red.), Livre et Société dans la France du XVIIIe Siècle, 2 delen. Den Haag, Parijs, 1965-1970. D. Roche, Scien ces et pouvoirs dans la France du XVIIIe siècle (1666-1803). In: Annales, 29, 1974, 738-748. 6 J. Geerlings, Hoe verlicht waren de genootschappen? De achttiende-eeuwse sociabiliteit in recent historisch onderzoek. In: Tijdschrift voor Geschiedenis, 127, 2014, 189-209. 7 J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken voor een samenleving. Den Haag, 2001. Zie het deel Contouren van een Communicatiegemeenschap.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 46