In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw gingen de meeste onderzoekers er van uit dat de ideeën die er in de wereld van boek en sociabiliteit werden ge presenteerd zonder ingrijpende wijzigingen in de hoofden van het publiek terecht kwamen. De belangstelling voor winkelverkoop, privébibliotheken en boekverza melingen was op die veronderstelling gebaseerd. Men wilde bijvoorbeeld precies weten wie de lezers van Rousseaus verhandeling over de ongelijkheid waren ge weest in de verwachting verbanden te kunnen leggen met verlichte en eventueel revolutionaire activiteiten.8 De onderzoeksresultaten waren in dat opzicht teleurstellend maar ook bui tengewoon verhelderend. Grote auteurs kwamen in privébibliotheken en bij de boekverkoop zelden voor en ook in de genootschappen bleek de middelmaat de eerste viool te spelen. Een aanzienlijk deel van het intellectuele leven centreerde zich dus niet rond de befaamde 'little flock of philosophers' zoals Peter Gay de Verlichtingsdenkers had geboekstaafd.9 Dit is echter nog maar een deel van het verhaal. Sinds het fundamentele werk van Michel de Certeau is het ook duidelijk geworden dat die relatie tussen lezen en opinies oneindig veel complexer en zeker niet een op een is. Betere methoden om greep op de gedachtewereld van grotere groepen individuen te krijgen, zijn echter nog niet gevonden.10 De biografische aanpak is tot nu toe de meest vruchtbare maar het is weer moeilijk om de resulta ten daarvan te generaliseren. Rond 1980 ontwierp schrijver dezes, schatplichtig aan het zojuist besproken viertal, een typologie van het Nederlandse genootschap vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw.11 Het ging er om greep te krijgen op het karakter en het pu bliek van de nieuw ontdekte Nederlandse Verlichting.12 Ik maakte onderscheid tussen vier, niet per definitie successieve, types vanaf ca 1750. Het eerste bestond uit wetenschappelijke genootschappen met een nauwe relatie met de overheid van stad of provincie. Het tweede type omvatte private verenigingen van liefheb bers, vaak met een literaire inslag. In de jaren zeventig kwam een derde type ver- Wijnand Mijnhardt 45 8 W. Gobbers, Jean-Jacques Rousseau in Holland. Een onderzoek naar de invloed van de mens en het werk (ca. 1760-ca. 1819). Gent, 1963. 9 Kloek en Mijnhardt, Blauwdrukken. 10 M. de Certeau, L'invention du quotidien. Parijs, 1980. 11 W.W. Mijnhardt, Tot heil van 't menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815. Amsterdam, 1988. 12 P.J. Buijnsters, Les Lumières Hollandaises. In: Th. Besterman (red.) Studies on Voltaire and the Eighteenth Century LXXXXVI, 1972, 197-215; W.W. Mijnhardt, De Nederlandse Verlichting, een terreinverkenning. In: Figuren en Figuraties. Acht opstellen aangeboden aan J.C. Boogman. Groningen, 1979.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 47