door hemzelf geannoteerde tekst van dat toneelspel. Ten slotte presenteert hij in
vier bijlagen en een naschrift, samen dertig pagina's, tal van bijzonderheden over
de 's-Gravenpolderse rederijkerskamer die hij uit het gevonden materiaal en door
eigen naspeuringen te weten was gekomen.
In Bijlage I somt Poldermans op wat hij gevonden heeft: 'eenige gehavende
handschriften; 'een aantal "rollen', inderdaad rollen, waarvan sommige eenige me
ters lang' en 'de boeken van de Kamer. Uit een van die 'boeken' schrijft hij een
Register van de boeken van Rhetorika over, een lijst van dertig toneelstukken. Bij
elf titels merkt hij op dat die er nog zijn, geheel of gedeeltelijk, meer of minder
gehavend. Maar: 'Van de meeste is weinig of niets meer te vinden. Een schrale
oogst dus.'13 Het spel over de stadhouder was nog het best leesbare, daar waren
zelfs twee versies van, dus besloot hij dat te 'bewerken', op aansporing overigens
van 'Prof. De Vooijs' en 'den heer PJ. Meertens, Litt. Neerl. Dot5'.14
In volgende bijlagen geeft Poldermans een transcriptie van het statuut van De
Fiolieren en bijzonderheden over de tegenwerking die in de zeventiende en acht
tiende eeuw door kerkelijke en burgerlijke overheden werd georganiseerd en die
ten doel had de activiteiten van rederijkerskamers zoals die van 's-Gravenpolder
te kunnen verbieden. In een 'Naschrift' probeert Poldermans ten slotte na te gaan
waar en wanneer het verhaal van de stadhouder in Zeeland gebeurd kan zijn.
En aan het eind daarvan meldt hij nog de vondst van het 'zilveren schild' van De
Fiolieren.
Handschriften, rollen, vijf comparitieboekjes, drie versies van het statuut, een
zilveren schild. Dat Poldermans dit 'een schrale oogst' noemt, zal ingegeven zijn
door de zeer slechte staat van de documenten toen hij ze aantrof. Maar hij lijkt
hier teleurgesteld te zijn doordat hij maar elf van de dertig spelen aantrof die het
'Register' noemt. Jaren later zou blijken dat het er toch aanzienlijk meer waren.
Mogelijk was hij door het vele werk aan de teksteditie van Het spel van de stathou
wer het zicht op de rest van de collectie enigszins kwijtgeraakt.
474
'De wereld in'
13 Ibidem, 91. Over die 'schrale oogst' schrijft G.R.W. Dibbets, Een bruiloftsganger, een krans
en politieke aktualiteit. In: G.R.W. Dibbets en P.W.M. Wackers, (red.), Wat duikers vent is dit!
Opstellen voor W.M.H. Hummelen. Wijhe, 1989, 165-183: 'Een uitlating die gedurende een lange
periode geen uitnodiging tot nader onderzoek van de resterende bescheiden van deze Zeeuwse
rederijkerskamer heeft betekend' (65). Een receptiehistorische uitlating: ze verklaart de lange
tijd geringe aandacht voor het Fiolierencorpus.
14 Ibidem, 91.