'Ter wille van de goede zaak'
Van meet af aan is Poldermans er in geslaagd wetenschappelijke aandacht te krij
gen voor het 's-Gravenpolderse rederijkersarchief. Het begint ermee dat hij zijn
vondst meldt aan de Utrechtse hoogleraar C.G.N. de Vooys, waarschijnlijk verge
zeld van de tekst van Het spel van de stathouwer en een vraag over de mogelijke
datering.15 De Vooys geeft antwoord op die vraag ('100 a 150 jaar ouder dan
het afschrift van 1709'), maar vertelt daarbij dat hij PJ. Meertens heeft ingelicht
over Poldermans' ontdekking.16 Dat was wel logisch, want Meertens werkte, met
De Vooys als promotor, aan een promotieonderzoek naar het letterkundig leven
in Zeeland in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw. Daarvoor
kwam Poldermans' vondst goed te pas. Meertens wordt in de jaren daarna een
belangrijke en belangstellende vraagbaak bij de voorbereiding van Poldermans'
publicatie. Er ontstaat een correspondentie met Meertens, aanvankelijk over de
annotaties bij Het spel van de stathouwer, al gauw ook over andere onderwerpen
die hen beiden interesseren (dialecten, volkskunde).17
De brieven van Poldermans maken het mogelijk de gang van zaken voorafgaan
de aan de publicatie te onderzoeken. Meteen al in zijn eerste brief aan Meertens
in oktober 1926 bespreekt Poldermans de mogelijkheden van publicatie. Hij heeft
niet veel zin in het door Meertens aangeraden lidmaatschap van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen: 'Geheel en al daar mee sympathiseeren doe ik,
eerlijk gezegd, niet'.18 Met het oog op het publiceren van Het spel van de stathou
wer gaat hij overstag. In 1927 wordt Poldermans, op voorspraak van Meertens,
lid van het Genootschap.19 In 1928 is er contact tussen hem en mr. Meerkamp
Bram le Clercq
475
15 Die brief is niet bewaard gebleven, noch De Vooys' antwoord.
16 Poldermans, Stathouwer, 91.
17 Poldermans' aandeel in die correspondentie is gepubliceerd in Van Driel, Zelfportret, 153-183.
18 Van Driel, Zelfportret, 153. De oorzaak van die onvrede met het Genootschap blijkt uit de
zinnen die hij hierop laat volgen: 'Immers, U weet, wat ik voor ons gewest deed en nog nooit is
de aandacht van 't Genootschap op me gevallen. Beteeken ik dan zóó veel minder dan dominé
Kersten?!' Het Genootschap heeft hem niet als lid geworven en dat steekt kennelijk. Ds. G.H.
Kersten (1882-1948) was een bevindelijk gereformeerde predikant in o.a. Meliskerke en Yerse-
ke. In zijn Yersekse jaren richtte hij met geloofsgenoten de Staatkundig Gereformeerde Partij
op, waarvan hij tot 1945 politiek leider en tot 1946 partijvoorzitter was. Hij was ook hoofdre
dacteur van het partijblad. In 1926 verliet hij Zeeland.
19 Zeeuws Archief (ZA), archief Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
(KZGW) toegang 26, inv.nr. 121, Register houdende namen van de leden, met aantekening van
functie of beroep, jaar van benoeming en van bedanken of overlijden over 1768-1930, 1912
1930. Van Driel, Zelfportret, 2009, 154, Poldermans aan Meertens: 'U zult gelezen hebben van
m'n benoeming tot lid van 't Zeeuwsch Genootschap. Waar U het was, die de aandacht op me
vestigde, is het me een aangename plicht U daarvoor hartelijk te danken.'